uiterst moeilijk is. Zijn opvolger. W. Jansen, schrijft in 1906 over zijn eerste be vindingen een uitgebreid verslag. Uitvoerig gaat hij in op het door hem aange troffen onderwijs in de verschillende vakken; hij laat kritiek horen en geeft aan hoe hel beter zou kunnen. Ook de rapportage van schoolopziener C. de Witt Ha mer van het district Goes, dat de Bevelanden, Schouwen-Duiveland, Tholen en Sint-Philipsland omvatte, is informatief. Hun rapportages geven ons een beeld van het Zeeuwse lager onderwijs rond 1900. Lezen Schoolopziener Jansen is allesbehalve tevreden over het leesonderwijs in zijn district. Hij schrijft dat in vele scholen eentonig en 'op dreunenden toon' wordt gelezen. Bovendien is de uitspraak van de kinderen slecht en hun articulatie ge brekkig. In vele gevallen ligt dal aan de onderwijzer, die zelf slecht spreekt en leest. Te dikwijls onderbreekt hij de leesles met soms nodige, maar dikwijls over bodige verklaringen. Het is de schoolopziener opgevallen dat als de onderwijzer een goede uitspraak heeft en goed leest, hij dit. onbewust, aan zijn leerlingen overdraagt. De klas leest en spreekt dan ook goed. Collega De Wilt Hamer heeft zijn arrondissementsschoolopzieners een vragen lijst toegestuurd met het verzoek het leesonderwijs aan de hand van de gestelde vragen te beoordelen. Na enige tijd komen de antwoorden binnen. Ze zijn gerust stellend: in het algemeen wordt er degelijk leesonderwijs gegeven. Dc onderwij zers letten op een goede uitspraak en op de juiste leestoon. Wel wordt er op som mige scholen erg eentonig gelezen. De Witt Hamer veronderstelt dat dit het gevolg is van het 'klankloos' lezen dat de kinderen thuis van de ouderen horen. Schrijven Van oudsher is schrijven een hoofdvak geweest, waaraan de onderwijzers veel aandacht besteedden. Kinderen die de lagere school verlieten, konden schrijven. Maar produceerden ze ook goed. lopend schrift? In 1890 is de schoolopziener van het district Goes van mening dat de meer of mindere bedrevenheid van de onderwijzer in het 'net' schrijven van grote invloed is. Maar dat niet alleen: 'Veel hangt ten opzichte van geregeld loopend schrift af van de omstandigheid of het onderwijs in de Nederlandsche taal op eene school zoo ver is dat de leerlingen der hoogere klassen zich eenigszins kunnen oefenen in het maken van opstellen en het schrijven van brieven.' Zijn collega vindt de resultaten van het schrijfonderwijs niet onbevredigend. Het is evenwel jammer dat op zoveel scholen de lei nog wordt gebruikt. Hij noemt de lei 'niet meer van onzen tijd'. Uil pedagogisch en vooral hygiënisch oogpunt verdient ze 'schier onvoorwaardelijke afkeuring'. Veelvuldige!' gebruik van potlood of pen en papier bij het verrichten van schriftelijk taalwerk zou ook het zuiver schrijven van de Nederlandse taal ten goede komen. Bovendien is de controle door de onderwijzer gemakkelijker. 131

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 2000 | | pagina 141