goed uitgelegd. Een enkele keer komt het voor dal leerlingen uit de hoogste klasse vraagstukken moeten oplossen die ze in werkelijkheid nooit zouden tegen komen en die meer dienst doen als hersengymnastiek. Voor de laagste klassen zijn er talrijke hulpmiddelen in gebruik, zoals een telraam, een rekenkast, reken- houtjes, telstokjes, kuben, kartonnen munten en lucifersdoosjes met 'paarde- boonen' De aan de schoolopzieners voorgelegde vragen zijn zeer suggestief te noemen. Ze geven niet alleen aan wat volgens de districtsschoolopziener goed lees- en re kenonderwijs was, maar wijzen tegelijkertijd op ongewenste, maar ongetwijfeld nog aanwezige gebruiken. Voor de arrondissementsschoolopzieners, voor wie het opzichterschap van de scholen een onbetaalde erefunctie was, zullen de vragen als zeer bruikbare richtlijnen hebben gediend22. Nederlandse taal In 1890 deelt de schoolopziener van het district Goes mee, dat het taalonderwijs op zijn scholen 'eene nogal uiteenloopende hoogte' bereikt. Op sommige scholen maken de leerlingen kleine opstelletjes en schrijven ze brieven zonder al te grove taalfouten. Er zijn ook scholen waar de leerlingen met zinsontledingen bezig zijn. Dal is wel het hoogste wat bereikt kan worden! Volgens de schoolopziener is het hardnekkige schoolverzuim de hoofdoorzaak van het veelal lage peil van het taalonderwijs. Maar dat is niet het enige. Hij schrijft:'Toch mag niet verheeld worden dat zich bij dit vak vooral het gehalte van het onderwijzend personeel zich het duidelijkst openbaart. Op scholen - zooals er nog enkele zijn - waar of de hoofden of de onderwijzers, soms wel beide, tientallen jaren werkzaam zijn geweest op kleine dorpen, die niet aan de groote verkeerswegen zijn gelegen en waarvan de bevolking weinig in aanraking komt met meer beschaafden en ont wikkelden, kan hel onderwijs in de Nederlandsche taal niet dezelfde hoogte be reiken als op scholen in gemeenten, welker bewoners den ontwikkelenden in vloed hebben ondervonden van den omgang met personen uit grootere plaatsen. En vooral waar die invloed ten gevolge heeft gehad, dat ook ontwikkelende lec tuur in de huiskamer is verschenen, daar is de kennis van de taal en de gemakke lijkheid om er zich van te bedienen, in de school tot een vrij aardige hoogte ge stegen.' Het leren verstaan en gebruiken van de Nederlandse taal is het doel van het taalonderwijs, lezen we in een verslagje van de vergadering van Zeeuwse school opzieners, die op 15 januari 1917 te Vlissingen werd gehouden. Wat houdt volgens hen goed taalonderwijs in? In de lagere klassen zal het vooral om mon delinge taalbeheersing gaan: dus luisteren en spreken. Het 'aanschouwingsmate- riaal', in de vorm van platen, kan hierbij goede diensten doen. In de hogere klas sen, waar ook de schriftelijke taalbeheersing op het programma staat, wordt lesgegeven in stellen en spellen. Stellen, het weergeven van gedachten op papier, gebeurt meestal naar aanleiding van een leesles of bijvoorbeeld een geschiede nisverhaal. De in 1917 vergaderende schoolopzieners achten dat niet meer voldoende: het latere leven eist vrij stelonderwijs. Een vertelling of een serie plaatjes zou daartoe kunnen uitnodigen. Om foutloos te kunnen schrijven, is on derwijs in de grammatica onontbeerlijk. De vergadering is evenwel van mening dat de taalregels tot een minimum beperkt dienen te worden en dat ze inclusief 133

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 2000 | | pagina 143