zoo nodig, in hoofdzaak zien prijsgegeven.' In het algemeen zijn de scholen voorzien van de nodige atlassen en kaarten en soms zelfs van wat hij stereoscopi sche platen noemt, platen dus die door een stereoscoop bekeken, een driedimen sionaal beeld opleveren. Wat echter nog al te vaak ontbreekt, is een kaart van de omgeving en een verzameling van de belangrijkste landbouwproducten, in heemse delfstoffen en nijverheidsproducten. De schoolopziener is van mening dat de schriftelijke reproductie van het behandelde van het allergrootste belang is. Ook pleit hij voor het houden van schoolreisjes, wat hij vooral voor de jeugd uit Zeeuwsch-Vlaanderen, die zo zelden in de gelegenheid is om nieuwe indruk ken op te doen. zeer gewenst acht. Reizen is duur, maar de autoriteiten zouden er wat aan kunnen doen door voor zulke uitstapjes de prijzen te verlagen. Geschiedenis Op een kleiner aantal scholen heeft Jansen ook ten aanzien van het geschiedenis onderwijs een onderzoek ingesteld. Hij meent te kunnen concluderen dat op 41 scholen het onderwijs in de geschiedenis voldoende of meer dan voldoende is en op twaalf scholen bedroevend slecht. Zijn algemene indruk is dat het onderwijs in dit vak op veel lager peil staat dan dat in de aardrijkskunde. Op verscheidene, vooral bijzondere scholen - weer noemt hij de rooms-katholieke meisjesscholen - wordt het vak totaal verwaarloosd. De schoolopziener ziet de volgende oorza ken: 1De onderwijzer is het vak niet meester, beheerst de leerstof niet voldoende en is niet in staat 'in vrije voordracht, los van het boek, het historische tafe reel te ontwerpen en voor de leerlingen plastisch te doen leven'. Hij steunt dus op leer-leesboekjes. 2. Er wordt weinig aandacht besteed aan een zorgvuldige voorbereiding van het historisch onderwijs. Er wordt geen gebruik gemaakt van de tegen woordige en werkelijke omgeving van het kind. voor zover daarin de nawerking van voormalige toestanden en feiten nog te vinden is. 3. Er bestaat te weinig inzicht in de methodiek van het vak. 4. In verscheidene één- of tweemansscholen mist het hoofd der school het zeker niet alledaagse organiserende talent om ervoor te zorgen dat de 'bij vakken' lol hun recht komen. Gewoonlijk wordt in het vierde leerjaar met geschiedenis begonnen. Bijna altijd laten de onderwijzers zich leiden door de leerleesboekjes. De les wordt gelezen, de inhoud besproken en tenslotte worden de vragen, die in sommige boekjes aan hel einde staan, beantwoord. Zo gaat het haast overal en altijd. Waar de onder wijzer het boekje loslaat en de leerstof zelfstandig in eigen woorden aanbiedt, zijn de resultaten veel beter. Heilig gelooft Jansen in mondelinge of schriftelijke repetities van de leerstof en in het memoriseren van jaartallen: 'Waar het herha len en nog eens herhalen van het geleerde wordt verzuimd, daar kan hel onder wijs in de vaderlandsche geschiedenis bezwaarlijk tot voldoende resultaten lei den.' Met spijt heeft hij moeten constateren dat slechts enkele scholen over een serie historische platen beschikken. De serie van Ykema is de enige die hij wel eens tegenkomt. 135

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 2000 | | pagina 145