halingsonderwijs. Het herhalingsonderwijs kan zich uitstrekken tot één of meer der vakken 1-t. al zijn die vakken niet begrepen geweest in het genoten gewoon schoo Ionderw ijs." De definitie van het herhalingsonderwijs was niet éénduidig. Het zou bestemd zijn voor jongeren die geen gewóón schoolonderwijs hadden genoten, maar wel op school waren geweest. Hadden ze teveel verzuimd of waren ze te vroeg van school gegaan? Tot nu toe had de traditionele avondschool deze groep jongens en meisjes opgevangen. De herhalingsschool mocht evenwel een rijker programma bieden: één of meer van de vakken van het uitgebreide onderwijs - Frans, Duits, Engels algemene geschiedenis, wiskunde, handtekenen, landbouwkunde, gym nastiek en fraaie handwerken - konden er worden onderwezen. Hield dat niet in dat de leerlingen de leerstof van de lagere school moesten beheersen? Hel herha lingsonderwijs hinkte op twee gedachten: herhalen, eventueel inhalen van de leerstof van de lagere school, maar tevens het geven van een uitbreiding. Het was de vraag in hoeverre dat mogelijk was. In 1868 had, 'avant la lettre', de Middelburgse godsdienstonderwijzer Cornelis Verweys al een soort herhalingsklas opgericht voor arbeiders bij kanaal- en spoorwegwerken. Het is jammer dal het leerprogramma dat hij bood, niet meer is te achterhalen. Paste hij zich aan bij wat zijn leerlingen in de praktijk nodig had den of trachtte hij ze met godsdienstlessen op het rechte pad te houden of te brengen? Waarschijnlijk het laatste: hij begon met tien leerlingen, maar al een jaar later ging de cursus wegens gebrek aan belangstelling ter ziele. Terwijl de nieuwe wet pas op 1 januari 1880 in werking moest treden, werden er in de Zeeuwse hoofdstad al in 1878 twee herhalingsscholen opgericht, één voor jongens en één voor meisjes. De rest van de provincie volgde schoorvoe tend. Om verschillende redenen - de meeste waren van financiële aard - beoor deelden vele gemeenten het openen van een herhalingsschool als 'niet doenlijk'. Waar men dit wél doenlijk had gevonden, bleek al gauw dat er van de kant van de jongeren en hun ouders weinig belangstelling was. De onderwijzers die het herhalingsonderwijs moesten geven en die er óf karig óf helemaal niet voor wer den betaald, waren evenmin enthousiast. Sommige erg zuinige gemeenten gebruikten de herhalingsschool als 'afvoer kanaal' voor de leerlingen van de hoogste klas van de dagschool. Als namelijk het aantal leerlingen van deze school zodanig was toegenomen dat er een extra onderwijzer moest worden benoemd, werd dit voorkomen door de oudste kinde ren over te plaatsen naar de herhalingsschool. Hoewel de schoolopziener bewon dering had voor het economisch inzicht van het gemeentebestuur, kon hij dit ges joemel toch niet echt waarderen. In de praktijk bleken de herhalingsscholen weinig van de traditionele avond scholen te verschillen. Wal vroeger niet was geleerd, werd ingehaald; wat wél was geleerd, werd nog eens overgedaan. Op een enkele uitzondering na werd de in de wet genoemde aanbeveling dat het herhalingsonderwijs zich zou kunnen uitstrekken tot één ol" meer vakken van het voortgezet onderwijs, genegeerd. Het herhalingsonderwijs was niets meer dan inhaalonderwijs, waarvan jongeren ge bruik maakten die te oud waren voor de gewone lagere school, maar wat hun kennis en kunde betrof daar eigenlijk nog wel thuishoorden. Volgens de school opzieners zou de herhalingsschool alleen tot haar recht kunnen komen als de leerlingen de zes klassen van de lagere school hadden doorlopen en als het on derwijs zich zou richten op de behoefte van de bevolking. Dat laatste gebeurde 138

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 2000 | | pagina 148