Statistisch was er een verschil. Het percentage niet-rokers onder asbestwerkers was echter laag, hetgeen de bewijsvoering bemoeilijkte. Pleuramesothelioom was zeer zeldzaam en het verband met asbest was nog niet beschreven. Zelfs was er twijfel bij een aantal vooraanstaande patholoog anatomen of er wel een primaire tumor van het longvlies (pleura) bestond. Zo schreef F.D. Gunn in het standaardwerk van Anderson, Pathologyin 1953 het volgende: "In de vorige eeuw werden veel van deze gevallen geclassificeerd als primair en- dothelioom van de pleura, terwijl in dezelfde periode gevallen van longkanker zelden werden geregistreerd. In de laatste vier decaden (dus in de periode 1910-1950) werden gevallen van longkanker met een steeds hogere frekwentie herkend en zijn primaire tumoren van de pleura een zeldzaamheid geworden. Ongetwijfeld waren de meeste gevallen van diffuse tumorgroei van de pleura niet herkende gevallen van longkanker (bronchuscarcinomen) met uitgebreide door groei in de pleura. Er lijkt echter een klein residu te zijn van gevallen waar. on danks nauwkeurig onderzoek van de luchtwegen (bronchi) geen tumor in de long kan worden ontdekt. Deze gevallen worden door sommige onderzoekers be schouwd als primaire tumoren van de pleura.' (Vertaling: Planteydt) Nog sterker werd het bestaan van pleuramesothelioom betwijfeld door de Austra lische patholoog Willis, die vele boeken schreef over tumorpathologie. Nog in 1960 schreef hij dat primaire pleuratumoren niet bestonden. Hij illustreerde dit door te vermelden dat hij slechts eenmaal in zijn leven hel idee had gehad dal hij te maken had met een primaire tumor uitgaande van hel mesotheel dat hel long- vlies bekleedt. Toen deze patiënt later overleden was en sectie werd verricht, bleek er een kleine primaire tumor van de long te bestaan. Dat een autoriteit op het gebied van de tumorpathologie het bestaan van het mesothelioom ontkende, zal ongetwijfeld andere patholoog-anatomen weerhouden hebben om de diag nose te stellen, niet allen echter, zoals in de paragraaf over asbestziekten zal wor den beschreven. Het zal niemand verbazen dat de auteur in zijn opleidingsperiode geen enkel geval van mesothelioom heeft gezien, behoudens een enkel practicumpreparaat, waarbij alle gegevens, behalve de diagnose, ontbraken. Wat is asbest Asbest is niet de naam van een slof maar een verzamelnaam van een aantal veze lige mineralen die enkele eigenschappen gemeen hebben, maar ook belangrijke verschillen vertonen. De term asbest is een commerciële naam en geen mineralo- gische eenheid. Zo is bijvoorbeeld crocidoliet (blauw asbest) in de mineralogi- sche literatuur bekend als riebeckite en amosiet (bruin asbest) als grunerite. Onder vezels verstaat men in het algemeen structuren die langer zijn dan vijf micrometer met een diameter kleiner dan vijf micrometer en een lengte-diame terverhouding groter dan drie op één, maar meestal twintig op één tot duizend op één of meer. De term asbest wordt gebruikt voor talrijke verschillende soorten die tot twee verschillende groepen mineralen behoren. Tot de eerste groep be hoort het chrysotiel (wit asbest). Tot de tweede groep, de amphibolen. behoren 154

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 2000 | | pagina 164