gevallen van mesothelioom bij isoleerders met asbestose. In de discussie die volgde op zijn voordracht voor de Nederlandse Patholoog-Anatomen Vereniging bleek bij de aanwezigen de associatie van asbestose met longkanker wel bekend te zijn, doch niemand had ervaring met mesothelioom bij blootstelling aan as best. Nog onvermeld bleet' het voorkomen van asbestlichaampjes. Vezels die diep in het longweefsel terechtkomen - dit betreft vrijwel uitsluitend de crocidoliet- en amosietvezels, die naaldvormig zijn - kunnen daar ingekapseld worden in een mantel van eiwit waarin veel ijzer voorkomt. Dit ijzer is waarschijnlijk afkomstig uit beschadigde kleine bloedvaatjes, die door de naaldvormige vezels zijn aange prikt. De zeer dunne vezel is niet of nauwelijks zichtbaar met lichtmicroscopie, wel met elektronenmicroscopie, maar de dikke, parelsnoerachtige vorm van het ijzerhoudende eiwit is goed herkenbaar. De meest typische vorm is de hal ter- vorm. Overigens kunnen ook andere vezels, maar dat is veel zeldzamer, op deze wijze worden ingekapseld. De asbestlichaampjes zijn wel een bewijs van bloot stelling aan asbestvezels, meestal crocidoliet of amosiet. doch geen bewijs dat een aanwezige longaandoening ook door asbest is veroorzaakt. Zo trof ik eens in het centrum van een tuberculeus proces in de long enkele asbestlichaampjes aan. Dit was wel een bewijs van de asbestblootstelling, doch de tuberculose was niet veroorzaakt door asbest, maar door de tuberkelbacil. Ervaringen in Zeeland 1961-1968 Het eerste probleem, tevens aanleiding tot een uitgebreid onderzoek, diende zich aan in maart 1962. Een 41-jarige lasser overkwam een ongeval bij een brand aan boord van een schip op de scheepswerf van de Koninklijke Maatschappij 'De Schelde' (kms) in Vlissingen. Door de rook struikelde hij. Hij viel in een zoge naamd mangat waarbij hij met zijn borstkas juist op de rand van het gat terecht kwam. Hij meldde zich bij de bedrijfsgeneeskundige dienst met pijnklachten in de rechter flank. Hier bleek dat de elfde en twaalfde rib rechts waren gebroken. Overigens waren er geen afwijkingen te vinden. Ondanks de protesten van de man dat hij wilde doorwerken, werd hij naar huis gezonden. De man was thuis, behoudens wat pijnklachten door de ribfracturen. in goede conditie. De dag na het ongeval heeft hij zich ziek gemeld wegens een soort 'griep' met wat tempera- tuurverhoging. De zes dagen na hel ongeval voelde hij zich wat ziekig en bleef hij thuis, doch het geheel zag er niet onrustbarend uit. De zevende dag na het on geval werd hij echter tot ieders schrik 's ochtends dood in bed gevonden. De So ciale Verzekerings Bank vroeg om een sectie teneinde uit te maken of de dood van deze man enig verband had met het hem overkomen ongeval. Bij deze sectie werd een dubbelzijdige longontsteking gevonden, veroorzaakt door staphylococ- cen, doch zeer waarschijnlijk secundair aan een influenzavirus. Het was het typi sche beeld van een uitgebreide grieppneumonie als doodsoorzaak. Daarnaast werden inderdaad twee gebroken ribben gevonden. Deze hebben zeker in ongun stige zin bijgedragen aan de fatale afloop. De opvallendste en in eerste instantie niet direct verklaarbare bevinding was echter de aanwezigheid van zeer vele as bestlichaampjes in de longen. Er was geen sprake van asbestose. Dit leidde tot een uitgebreid onderzoek naar het beroep van de man. Stumphius vermeldt hier over in zijn proefschrift hel volgende:

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 2000 | | pagina 168