Afb.J. De schout niet een roede ais teken van bevoegdheid in de handleest een
beschuldiging voor. Detail uit de gravure Justitia toegeschreven aan Filips Galle
naar een tekening van Pieter Breughel de OudeJ559/1560. Foto Gemeentelijke
Archiefdienst Bergen op Zoom.
Dit was de eerste zaak van 24 juli 1499. De tweede betrof zijn broer Adriaen di
rect en Danckaert als diens gemachtigde indirect. Adriaen was voor het gerecht
van Reimerswaal gedaagd door Jan Jansz. Mandemaker inzake de betaling van
huur aan laatstgenoemde voor een zoutkeet met zoutpan voor de periode van een
jaar voor de som van vijf pond en vijf schellingen groten Vlaams en de jaarlijkse
levering van een vat zout. Helaas bleek de zoutpan lek te zijn; het gat was niet te
dichten. Jan Jansz. kon geen andere zoulpan leveren, waardoor Adriaen genood
zaakt was een andere te huren. Hij weigerde daarom de huur voor de zoutpan te
betalen, waarop Jan Jansz. hem voor het gerecht van Reimerswaal daagde. Hij
werd veroordeeld om de huur binnen tien dagen aan hem te betalen, anders zou
den zijn goederen geschat worden voor verbeurdverklaring. Daarnaast kreeg hij
een boete van tien pond. Danckaert had tijdens het proces te Reimerswaal zijn
broer vertegenwoordigd en ging legen het vonnis van Reimerswaal in reformatie.
Naar later blijkt zou hij de schepenen ook tijdens dit proces beledigd hebben.
Adriaen zeil" vroeg reformatie aan tegen het vonnis van het gerecht van Reimers
waal. Dit proces voor het Hof van Holland begon op 19 februari 1500 en ging te
gen de erfgenamen van de inmiddels overleden Jan Jansz49.
Op dezelfde dag diende de repliek van Danckaert voor het Hof van Holland,
waarin hij nog eens vermeldde, dat hi j door Adriaen was gemachtigd om namens
hem te spreken voor het gerecht van Reimerswaal. De partijen in deze zaak wer
den echter niet opgeroepen en de schepenen hadden achter gesloten deur hun
vonnis gewezen. Nadat Adriaen dit gehoord had, vroeg hij Danckaert om te ver
nemen wat het geval was. Omdat volgens Danckaert de rechtsgang onbehoorlijk
9