werd opgeschort, zou worden vernietigd. Wal verklaard was voor liet Hof van Holland door Danckaert Jansz., was volgens hel gerecht van Reimerswaal niet waar. De Grote Raad werd verzocht dit te corrigeren. De rechters van het Hof van Holland werden met hun deurwaarder Geryt van Loo voor de Grote Raad ge daagd, alsmede Danckaert Jansz. De partijen werden vertegenwoordigd door hun procureurs. Het verweer van Danckaert was dat hij een 'goet eerbaer rijck man was die hem altijts eerbaerlicken gedragen hadde'5'. Hij stelde dat men 'hadden uuyt haet ende nijd jegens hem geconspireert' en hem wegens belediging had veroordeeld tot 20.000 stenen en 2 roeden muur alsmede andere boeten tot profijt van de stad. Omdat hij zich zeer bezwaard voelde, had hij een rekest ingediend tot reformatie voor hel Hof van Holland. Op 19 februari 1500 werd. zoals hierboven al gezegd, een tussenvonnis uitgesproken "bij faiten contrarien' en werd bevolen dat de exe cutie van het vonnis van de schepenen moest worden opgeschort tot het einde van het proces in reformatie. Hiertegen was Reimerswaal dus in beroep gegaan bij de Grote Raad. In deze periode werd Danckaert Jansz. opnieuw gedaagd voor hel gerecht van Reimerswaal en veroordeeld tot hoge boeten voor hetzelfde feit (belediging) als waarvoor reformatie was aangevraagd. Hij verhaalde in zijn verweer voor de Grote Raad 'ende dal aergher es de eenig vanden hemlieden waeren hevmelicken gereist binnen der voorseide stede van Berghen ende gecommen ande wet aldaer zeggende dat de selve geintimeerde vercocht hadde sekere balen van meekrap die niet goet noch duechdelick en waeren ende dat hij valscheit daerinne gebe- sicht hadde, zoe dat de voorscreven wet dede bij eenen makelaar oversien ende waerderen de voorscreven mee, de welke was bevonden goet ende duechdelick'5*. Hier is sprake van een nieuwe zaak. Volgens Danckaert mankeerde er niets aan de meekrap en was dit bevestigd door een makelaar. Kort daarna hadden de schepenen van Reimerswaal, die in Bergen op Zoom als afgevaardigden waren opgetreden, hem gedagvaard voor hun gerecht met de beschuldiging dat hij hun eerder in de schepenkamer van Bergen op Zoom 'vele leelicke ende iniuriseuse woorden gegeven hadde, begee- rende daeraf beteringe ende reparacie t'hebbene'. We moeten niet vergeten dat de schepenen en Danckaert elkaar goed gekend zullen hebben en zijn woorden hen wellicht extra hard hadden geraakt. Danckaert verzocht toen om gehoord te mo gen worden lot zijn verweer en om het tegendeel te bewijzen. Dit werd hem, zo zei hij, ontzegd en hij werd onmiddellijk veroordeeld 'hemlieden vergheffenesse te bidden ende daertoe in XL duust steens ende dat meer es'. Het is vreemd dat er voor het Hof van Holland niet over deze zaak werd gesproken. Dit kan zijn om dat Danckaert niet tegen dit vonnis in beroep is gegaan. Enige tijd daarna, nog steeds volgens Danckaert, had het gerecht van Reimerswaal tijdens zijn afwezig heid uit de stad hem opnieuw veroordeeld 'inde boete van 20 Rijns gulden ende een pelgrimage te doene inde stede van Gaedeloupe in Spaengen t'huerlieden vermaninghe'. Er werd hier geen termijn van vertrek genoemd, dit zou pas in gaan na 'vermaninghe' door de schepenen. De/.e toevoeging gaf een voorwaarde lijk aspect aan de uitspraak59. In de voorboden van Reimerswaal van 1494 wordt niet gesproken over correctie door middel van een bedevaart. Deze straf had een ad-hoc karakter en viel vermoedelijk onder de zinsnede "ende alzoe meer als schepenen recht duncken zal" uit het vonnis van het gerecht van Reimerswaal vermeld in de dingtalen van 21 oktober 1499 van hel Hof van Holland. A. Geluk 11

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 2000 | | pagina 21