"wij met groote rijphede ende deliberacie van rade bij dese onse sentencie ende voor recht zeggen ende verclaren dat bijden voornoemde appellanten qualycken geappelleert es geweest, de welke wij daerom condempneren inde boete vanden ondeuchdeliken appellacie ende inde costen vanden instancie, de taxacie van dien onsen hove geresyneert ende voorts renvoieren de materie principale voer onsen voorscreven stadhouder ende raidslieden in Holland ende omme daerinne te procederen, wij beteekenen den voornoemde partien dath up ten eersten recht- dach datmen aldaer houde zal nae sinte Agathe (5 februari) naestcomende, ver- claerende dat d'execucie vanden sentencie bijden voorscreven appellanten gege ven sal gehouden wesen in state van scorssinghe tot dat bijden voorscreven vanden Rade in Holland anders geordenneert sal zijn.'61 Het appèl van Reimerswaal werd dus onterecht bevonden en de zaak moest terug naar het Hof van Holland. De stad moest de proceskosten betalen en kreeg een boete wegens Jol appel. Volgens de Instructie van 1462 bedroeg deze boete maar liefst 60 pond van 40 groten Vlaams64. Hel vonnis van de schepenen bleef opge schort. Het eindoordeel was dus aan het Hof van Holland. De Grote Raad beval dat er zo snel mogelijk verder gegaan moest worden met het proces voor het Hof van Holland. Door een hiaat in de registers van dingtalen ontbreekt het begin van dit hernieuwde proces. Het verslag van hel verweer van het gerecht van Reimers waal, dal plaats vond op 6 maart 1503, is gelukkig bewaard gebleven. Terug bij hei HoJ'van Holland Het (mondeling) verweer van Reimerswaal behandelde de verschillende vonnis sen waartegen Danckaert Jansz. herziening had aangevraagd (zie bijlage B)"\ In het register van dingtalen werden deze door de griffier vermeld. Zoals hierboven al uil de doeken is gedaan, betrof dit het geschil inzake de vervalsing van de schepenbrief en de belediging van de schepenen in deze zaak en die van Dancka- erts broer Adriaen inzake de zoutkeet. In het verweer werd verder verteld dat Danckaert nog eens veroordeeld werd in de vierschaar; dit zal het vonnis van 4 juni 1500 geweest zijn. Hij had beweerd niet geweten te hebben dat hij was ver oordeeld, maar de bode had onder ede verklaard hem wel degelijk van de dag vaarding op de hoogte te hebben gebracht, waarop hij bij verstek werd veroor deeld tot tien pond 'tegens ellicx vanden wet" en voorts tot een hoeveelheid muur en stenen. Volgens het verweer van Reimerswaal was Danckaert op een gegeven moment de stad ingegaan om commotie te maken. Uit het register van dingtalen blijkt niet hoe snel dit na het laatste proces is gebeurd. Lopend door de straten had hij geroepen 'waer zijn dese boeven die de stede alhier regieren ende die excijs ver- hoigen omme die stede renten mede te lossen, laet mij regieren met twee of drie dien ick weet, wij zullen wel drincken 't bier om een oertken'66. Deze zaak was nog hangende voor het gerecht van Reimerswaal. Hel werd wel zeer hoog opge nomen. Hieruit blijkt dat de onenigheid tussen Danckaert en de schepenen hoogstwaarschijnlijk een politieke achtergrond had en wellicht teruggreep naar de periode dat hij als schepen de stad had gediend. De schepenen waren waar schijnlijk terecht bang voor commotie en oproer in de stad. Speelde er nog meer 13

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 2000 | | pagina 23