vermeldde hij enige tijd weggeweest te zijn. Betrof dat alleen de verbanning waarvan hierboven sprake was of was hij op bedevaart gegaan? Vermoedelijk is die bedevaart niet doorgegaan, maar was hij hangende hel proces tegen de sche penen van Reimerswaal voor het Hof van Holland en de Grote Raad verbannen uit zijn stad. Voordat hij vertrokken was, had hij aan Jan Pietersz., schout van Reimerswaal, de helft van een meestoof, een kwart van een meemolen en een kwart van een meeschuur voor de som van vier pond groten Vlaams verkocht. Danckaert hoopte dat hij bij terugkomst de goederen zou kunnen terugkopen voor dezelfde prijs. Onder die voorwaarde zou Jan Pietersz. de goederen hebben aanvaard. Deze koop was mondeling afgesloten. Jan Pietersz. mocht natuurlijk de opbrengst die hij tijdens zijn afwezigheid zou maken, behouden. Helaas bleek bij terugkomst dat Jan Pietersz. niet van plan was de goederen aan hem terug te verkopen. Hierover hadden de heren ruzie gekregen met elkaar. Er had kennelijk arbitrage plaatsgevonden, want de procureur van Danckaert, mr. Heynryck Claysz., eiste dat de 'sentencie arbitrale" ondeugdelijk zou worden verklaard of ten minste opnieuw ter arbitrage zou worden voorgelegd7". Verder eiste hij dal Danckaert de goederen weer mocht terugkopen voor vier pond. Jan Pietersz. mocht de opbrengst houden over de periode dat Danckaert afwezig was geweest. Het verweer van Jan Pietersz. was niet meer te vinden. De volgende twee re gisters van dingtalen konden vanwege de slechte materiële staat niet geraad pleegd worden. Tevens werden de hiaten te groot. Zeker is dat er geen sententie is overgeleverd. Nabeschouwing Waar Danckaert Jansz. tijdens zijn afwezigheid gewoond heeft, is niet bekend, maar hij zal in ieder geval in de buurt van Reimerswaal gebleven zijn. Zodoende kon hij goed contact onderhouden met zijn echtgenote en eventuele knechten, die zijn zaken moesten waarnemen. Op 3 april 1505 stond hij nog als 'wijlen poor ter' vermeld, maar drie weken later werd hij in het register van dingtalen weer poorter van Reimerswaal genoemd en ook zijn aanwezigheid in de rekeningen van de baljuw duiden erop dat hij weer woonde en werkte in Reimerswaal. Waar schijnlijk is hij na hel vonnis van de Grote Raad van 20 januari 1503 terugge keerd naar zijn stad, zijn straffen waren toen immers pas echt opgeschort. Ook kwamen we een vermelding tegen van Danckaert Jansz. in de rekening van de baljuw over 1503/1504 waarin melding werd gemaakt van een steekpartij tijdens de markt te Reimerswaal. De laatste vermelding van Danckaert Jansz. die ik heb kunnen vinden, was in de rekening van de baljuw over het jaar 1511. Hij werd veroordeeld tot een boete van drie pond wegens het verstoren van de vierschaar van Reimerswaal. Uiteindelijk viel het mee wat hij totaal aan boeten heeft moe ten betalen. De hoogste boete van twintig pond die hem meerdere malen werd opgelegd, behoorde eigenlijk nog tot de categorie van lichte straffen76. De groot ste schade zal hem zijn verbanning berokkend hebben. Door zijn afwezigheid uil Reimerswaal kon hij minder inkomsten maken. Het is erg jammer dat we de re gisters van de schepenbank van Reimerswaal niet meer kunnen raadplegen. Danckaert Jansz. zal er hoogstwaarschijnlijk veelvuldig in voorgekomen zijn. Danckaert Jansz. is een representatieve vertegenwoordiger van de welgestelde burgerij van zijn tijd. Daarnaast kunnen we ons niet aan de indruk kunnen onl- 16

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 2000 | | pagina 26