toh spoedig. En nu mijne vriendin was mijne Jufvrou uit en mijn kameraad was bij haar vrijjer in de kamer, dus ik zat alleenig en dacht 'kom. ik ga eens een wi- pie naar mijn lieve vader maken'. Altijd is het een alf huur loopen. maar ik ga nogal eens dikwijls, want het is al wat ik hier heb en toen ik daar bij hem kwam zeide hij mij: 'Zoo mijn kind, komt gij op de reuk af?' 'He', zeg ik, 'vader heef uw iets nieuws?' en toen gaf hij mij de brief, die aan Marien van Dijke gestuur was. O, niet weinig was ik verheugd toen ik uw lieve letteren aanshouwden en zoo een heele boel. O ik was voort aan het lezen, dat begrijp uw en dan nog eei lettertje van uw Vader aan neef Frans, dat was voor mij een teken van belangs stellings, dat mij zeer veel genoegen doet en toen dacht ik nu zal ik dadel ijl: shrijven, dan weeten zij weer iets in de hoop van spoedig een brief weer van uv terug te hebben. O kon de pen weer maar eens in perzoonelijke omgang verande ren, dat zou nog veel aangenaamer zijn. Maar helaas het lol bestuurt zoo mijn< weg, dus daar moet ik in berusten. In Zierikzee was ook al eens wat en hier hef ik toch mijn Vader en Zusters, dus voor zoo een meisje als ik ben, zal mischiei nooit mijne regte genoegen komen, want ben ik bij den eenen. denk je weer on den anderen, dus hoe ik het neem. het blijft altijd een treurig geval. Maar avijn de deugt maar vast gehouden en mijn kinderlijke pligt zoo veel als mijn vermo gen is toe te brengen, dan leeft ik voor mij zei ven gerust en zal altijd nog maa~ eens oppen op beter. Ja, mijne Vriendin, wat heb ik staan zien van Ragel, dat hef ik toch nooit kunnen denken, want ik dacht dat haar liefde opregt was. maar zoo lang men niet in verzoeking kom, kan men ligt standvastig blijven. En dai iemand te hebben, die altijd hartelijk en Goed voor haar geweest is, wie zou dai daar niet van houwen. Denk mij maar, Ragel zal mischien het hooft öpgeruut ge weest zijn en dan is mijn zoms zelf niet wijs. Maar avijn, zij zelf zal het moeter weten, maar het is voor Frederik alles behalve prettig, want hij hield toch we van haar en dan zoo teleurgesteld te worden, dat is niet alles. Maar ik ben noga in vertrouwen, dal hij zich zeiven zoo niet aantrekken zal, want zoo veel heeft hi er toch niet aan gehad, want Geld heeft zij toch ook niet om te denken. Het is eei heel verlies en haar gebreken zal zij ook wel hebben, dus zoo een fortuin was he toch ook niet, dusch ik denk dat hij daar wel door zal rollen. Hij is nogal bij d< moet. dus dat zal wel weer goed komen. Maar om zonder oorzaken van iemant a te zien, daar ik bijna 2 jaar mee gelopen had. dat gaat maar zoo niet, dunkt mij Want ik kan uw zeggen, de regte liefde met mijn en Kok is nooit geweest ei groot reden had ik, maar het viel mij in het eerst niets plazierig, wat moet het dan wel wezen als opregte liefde. Neen. o neen, dan kan men het zoo maar niet doen. want eenmaal inwendig van iemand houden gaat nooit over. Shrijf mij nu tocl eens hoe hij er onder staat en hoe hij het met kermis gemaakt heeft zaterdags. II had hem al eens geshreven, maar zijn baas zijn naam ben ik vergeten en dai dacht jongen, Ragel moest het eens hooien, dan zou zij mij nog verdenken, a was het zuiver uit Vriendshap, dan zou zij toch niet gelooven en destemin omda ik zoo een getrouwe Vriendin van haar ben. Zij zal mij wel gelasten hebben ii Zierikzee, maar als zij het nog zoo verstaat als ik het gedaan heb. dan kunnen zi met regt niets zeggen. Praaten kan men altijd doen, maar bij de voornaamste vai Zierikzee houden zij toch geen meiden die niet goed zijn en ik ben toch uit miji zelf weggegaan, dus zij kunnen niets zeggen. Dat ik van Frans afgezien heb, was noodzakelijk om reden hij in alles mij bedroogen heeft en daarmee te blijver loopen die eenmaal alles logenswijs gemaakt heb. altans als er de ware bron nie. is, neen. Ik zeg het is beter in tijds als te laat en zal zoo maar stilletjes voorleven. 44

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 2000 | | pagina 54