shreven wort, daar is alles zonneklaar daar is alles volmaakt en daarnaar te stre ven, zal ons het leven het hoogst gelukkig maken. Gij zult ook, mijn ware vriendin, wel staan zien hebben dat alles zoo shielijk was. Ja dat was hel ook den 21 December. Zondags was het mijn uitgaansdag, heb ik met mijn lieve vader nog wiste wandelen, "s Avonds nog met hem uitgeweest bij een kenncs van mij tot 10 uuren. Nog heel vrolijk en tevreden heeft hij nog een pijpje gestopt bij Keetje en tol 1/212 opgeweest en den anderen morgen had hij de koorst gehad. Maandags en zoo een harde koorst als hij nog ooit gehad had en is ook de heele dag te bed gebleven. Den anderen morgen kreeg hij weer de koorst en woensdag weer, waarop mijn zwarer mij \s avonds kwam zeggen dat vader niet wel was en daar ik door mijn werk niet weg kon, ben ik 's morgens gegaan den eersten kers dag en Maatje, toen ik mijne vader zag verdrote ik ervan, dat hij zoo vervallen was en Miena wou 's woensdagavonds den doctor nog hale, maar hij wou het niet hebbe, volstrekt niet. Maar donderdag zeg ik als gij hem niet hale ga, zal ik het doen en toen is Miena er om gegaan, nog tegen zijn zin maar naderhand was hij blij, toen hij begon te voelen hoe zwak hij weer. En ben 's avonds nog eens gaan kijken en was zeer ziek en Vrijdags daarop was mijn uitgaandag en ben toen heele dag bij mijn lieve Vader geweest en ben er toen 's nachts gebleven, al- leene bij hem gewaakt. Daar was hij nog zoo over uit en ben toen 's morgens om 7 uur weer naar mijn dienst gegaan en dan zou Miena mij komen zeggen wat de doctor gezegl had en die kwam toen en zeide dat hij Vader zeer zorgelijk vont en toen konden zij mij niet houwen. Ik er weer naar toe en ben gebleve tot den an dere morgen en toen was Vader niet erger en Zondag ging ik uit en was Vader niet erger en ben toen met Miena naar ons dienst gegaan, omdat hij er zelf zoo voor was en zeide "je zal zelf ziek worde kint. Leen zal mij nu wel hooppasse' en gaf ons de hand nog en zeide 'welterusten kinders', nog zoo persent (aanspreek baar). En zie daar. "s maandagsmiddag om 1/2 2 wiert ik geroepen en heb geen wezelijke kermes meer van hem gehad. Toen ik bij hem kwam, had hij wel in wendige kennis maar kon niet meer spreken en dat viel mij zoo hart, dat hij niet eens meer afsheid van ons heeft genomen. Wij zatten alle 4 zijn kinders bij hem en was dood eer wij hel zagen. Zoo zag en kalm hij gestorven is en zijn lijden heeft hier niet erg geweest en daar wij hoopen dat hij in genade aangenaam is. moeten wij dan in berusten, want oordeel niet opdat uw niet zal geoordeell worde. Dus Maatje, hoe dierbaar ik mijn Vader gehad hebt, eenmaal was die tijd daar en daar het de weg is die wij alle moete gaan, zullen wij er in berusten in de hoop dal ik hem hiernamaals in de Volmaaktste plaats mag weervinden. Ach, hij is mij slechts maar wat vooruit. Hoe lief ik hem gehad heb, wie weet hoe geluk kig hij nu is en daar ik als kint gerust ben van mijn Vader zielslief heb gehad, ben ik er zeer kalm onder, met het denkbeeld och hij is mij slechts wat vooruit. Zijn leven was ons dierbaar, maar o die wereld levert toch zoo veel verdriet. Ik houw het er voor de dood is hel ergste niet. O neen, met het oog op God blijf ik daarop volharden. Nu mijne vriendin, hoop ik dat Gij deze briefin gezondheid mag ont vangen en nog in dese uwe alle heil en zegen toe te wenshen in het pas gegonne Jaar en hoop dat onze lieve Heer uw voor zulke rampen mogte sparen, welke mij in hel vershene jaar getroffen hebbe. Dat gij hun lol vreugt en den Heere tot ge win moge zijn. is mijne klare maar opregte wensh. Wat ik nu hier tekort kom, hoop ik spoedig in een ander aan te vuile en uw alle de hartelijke Groele gedaan te hebbe en uwe Geliefde Broeder van harte belershap gewenst te hebbe. teken ik mij. Uw getrouwe en eeuwige Vriendin Pietje Willemse 49

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 2000 | | pagina 59