is nogal eens verzet voor uw, hoewel ik wel mag gelooven, dat uw Kloris in Tho-
len is. Nu dan zijt gij die weinige lijd toch hoogst gelukkig. Ik hoop het maar
voor uw, dan heeft uw een plazierge paushe (Pasen) en anders heeft uw er ook
niet veel aan, want als de rechte man er niet is, mankeert er toch veel. Nu mijne
ware Vriendin, ga ik eindige want het is hal 1 uren en doe allen mijne kennesjes
die groete van mij, vooral uwe lieve Ouders en Vraag aan Free of hij zijn brief
ontvangen heb, want ik heb hem een briefje geshreven op zijn verjaardag, daar ik
uw alle nog mee viliciteer en hoop dat uw nog veele Jare met liefde en hartelijk
heid elkander mag omgaan. Uw zal wel zegge, dat kom mij vreemt voor, maar
daar mijn Broer juist ook jarig is, zoo dacht ik, kom ik zal hem eens shrijven.
Maar of hij leregt is gekomen, weel ik niet. Nu mijne lieve Vriendin, hoop ik
spoedig weer eens wal nieuws van uw te horen en wees zoo Goed dit inleggende
briefje aan mijn Broer af te geven en uw nogmaals in mijne gedachten gegroet,
teken ik mij, uw standvastige Vriendin Pietje Willemse
Was ik een vogeltje, ik vloog met mei voor 3 dagen naar Uw toe
Brief 13
Adres van P. Willemse: ten huize van den Wel Edelehen den heer E. Baak. Nota
ris te Zijst.
Amsterdam den 13 Mei 1863
Mijn eenige en ware Vriendin
Tans voel ik mij verpligt en behoeftig om mij eenge oogenblikken met Uw op het
papier bezig te houden, daar ons lol toch is gesheiden van elkander te zijn. De re
den zijn van mijn langwachten, dat ik met Mei verhuist ben, en dacht dan kan ik
meteen Uw het Adres geven, want wat shiet er voor ons over dan eens een ver
troostende brief, helaas niets anders en wanneer zal de tijd eens veranderen.
Mijne nieuwe betrekking bevalt mij in het minst niet. Het is een ongeregeld en
verwart huisgezin en dan alle dagen met ons 13 mensen. Dus lieve vriendin, dat
druk is, is niets, maar dat vuile en ongeregelde, daar kan ik niet mee eens worden
en dat doed mij zeer treurig weze. Als ik mijn lot nagaan, o dan ben ik zoo ziels-
ongelukkig. Maar dierbare Vader van mij ontrukt en niet geen kennis op Zijst en
nooit mogen wij daar uitgaan als zoo eens een uurtje, dus mijne Zomer veruitzigt
is maar treurig. Nu ik mijn Goede Vader kwijt ben. zou ik liever in Tholen wo
nen, dan had ik veel meer aan Uw en verdere kennis, ook aan mijne ongelukkige
Moeder, die beklaagenswaardige Moeder. O Maatje, wat lijd zij toch veel als ik
het zoo hoor. Wat is toch ongelukkig, wij hadden het zamen een heeleboel beter
gehad, maar in de Vrede, het heelt zoo moeten zijn. zal ik maar denken en mijn
lot geheel en al aan God opdragen en geduldig mijne weg maar Voortgaan en
denken maar er zal nog wel eens een betere tijd komen. Uit uw laaste brief heb ik
tot mijne innige Vreugde en gedachtenis ontvangen, welk een boketje sheen te
zijn van roosjes en vergeetemijniet er in en Uw zwart haart er rond. O wat vond
ik dat aardig. Ik zal het in een lijsje laten zetten en op mijn kamertje hangen.
Maar Uw mij altijd nog vershuldigd ben, is Uw potret. daar zouw gij mij altijd
nog eens mee vereeren. Wanneer de Gelegenheid er eens opdeet. laat het dan
52