linge ontmoeting gehad. Wij waren 's morgens nogal vroeg op en toen stond ik vooren te kijken met mijn kameraad en toen kwamen er 3 jongens voorbij, waar van ik voort zijde: 'dat lijkt Jan Elsaker wel", maar ik ontgaf mij het weer en hield er nog pret over dat er hier zooveel gelijkenissen waren. Maar 's avonds kregen wij vrijheid om nog een uurtje te gaan loopen en daar kwam ik zoowat aan de kerk en zie daar kwamen wij ze weer tegen en hij keek mij zoo aan en ik hem en toen zijde hij: 'heb ik het Goed voor, zijt gij Pietje' en toen hij dat zijde, shrikte ik en zeide 'ja als ik het wel voor heb, meen ik uw ook te kennen' en knoopten daar een klein gesprek aan welke mij heel op beuren, want gij kunt het zoo niet begrijpen wat of dat trek. Hij is mij te gansh vreemt. O mogt ik Uw of een van Uw huisgezin zoo eens ontmoeten, dat wederzien zou mij gelukkig ma ken. Gij zult wel de Kompelement ontvangen hebbe, want ik heb het nadrukke lijk gevraagt en hij beloofde mij zulks te doen. Woonde ik maar in Rotterdam, dan zouw ik er nog meer kans voor hebbe, maar helaas zulks is niet zoo maar heb toch het plan om weer te veranderen, want het is hier zoo een naare dienst. O lieve Vriendin dat valt mij zoo tegen en ik heb zoo een ekel aan dat veranderen, dat kunt Uw niet begrijpen. Maar om hier te blijve heb ik ook geen zin in, dus van twee kwaaje een goede te kiezen Gaat zoo moeijelijk. Nu ik mijn Vader kwijt ben wenshte ik wel dat ik weer in Zierikzee of in Tholen wonde. Bij Me vrouw Egter kan ik toch goed overal is diene, maar toch is dat mijn beste dienst geweest. Hoe het Ragel maakt. Maatje. Is zij nog aan het verkeeren met die Rot- Afb. 6. Een van de bewaarde enveloppen. Collectie Gemeentearchief Schouwen-Dui- veland, familiearchief Vlaander.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 2000 | | pagina 64