lieve Maatje, zeer verheugde ik mij, dat ik hoorde dat uw een vrolijk bruilof heeft bijgewant bij Johana. O Wal is zij vroeg in de Zorg. Hare zoo jeugt voor haar zoo spoedig verbij gesnelt en dan zoo een vershillig van Jaren. Nu dat staat mij ook niet aan, maar ik hoop van harte dat de jongelui gelukkig moge zijn. O mijn lieve Vriendin, Wanneer zal die lijd voor ons eens komen, dat wij het geluk moge genieten van zoo dierbaar bemint te worden, dat zij hun leven lang voor ons zou wille werken, want dat doet toch een Goede man. Mij dunkt, wat zouden wij gelukkig zijn, maar ik voor mijn heb ik er nog geen vooruit daartoe. Ik heb hier nogal eens dikwijls aanzoek zoo een klein, je ben hier nogal Gaauw bekent, maar er is nog geen een geweest dat ik kan zegge die bevalt mij nog eens best. Neen o neen, het is eens een Grapje, maar voor de rest geen nieuws en zal ook denken dat de regie nog niet is en als ik mij bij mijn kennentjes vergelijkt, die mij vooruit zijn, dan ben ik nog maar blij dat ik zoo nog ben. Het naarste is, dat ik zoo eene akelijke dienst hebbe getroffen. De drukte laat ik nog daar, maar een ongestadige Mevrouw die zich vershrekkelijk te buiten gaat aan de drank. Zij is meest alle avonden sik en als zij dan iets vinden kan haar niet aanstaat dan krijg die er over, maar is het andersom, dat het hemeur eens Goed is. dan trekteert zij ons op brandewijn met suiker, dus wat is dat nu voor een leven, zoo ongestadig. Ik heb een vrolijke kameraad aangetroffen en dat beurt ons beiden veel op. Wij troosten elkander maar en hebben ook plan om zamen ons dienst op te zeggen, want het is hier letterlijk niet om Uit te houden, want als zij nog niet eens zorgde, zou het een verschrikkelijke shaale dienst zijn. Dus hoe het nog af zal loopen. weet ik niet en zal het uw wel eens nader melden en wil nu maar gaan eindige met de pen maar niet met mijn hart, want uwe vriendshap is mij dierbaar en zal toch op loere om naar de kermis te komen. Maar als mij dit nog eens moge ver gunt worden, ja Maatje, dan zou ik nog mij vroegere gevoelens nog eens lugt kunne geven, want dan zou ik met Frederik uitgaan. Tenminste, dat heeft hij mij laatst nog geshreven, dat hij met niemand als met mij uit zou gaan. En inogt dat nog eens gebeuren, dan zouden wij de boeren nog eens boven laten komen, maai in Vrede maar moed gehouden, dat is het beste. En nu uwe lieve dierbare Ouders de hartelijke kompelement gedaan te hebben, alsmeede ook uw Broer en de Snijer en verdere kennisse van Mij, zoo teken ik mij zoo als altijd uw Getrouwe en innig liefhebbende Vriendin Pietje Willemse Vaarwel, vergeet mij niet en herdenk tog vooral uw belofde die uw aan mij nou shuldig ben. Met kermis, dan ben uw zeker in de gelegenheid (uw beeltenis be- gnjpje) Brief 17 Amsterdam den 17 November 1863 Geliefde Vriendin! Eindelijk zult gij zeggen een brief van Pietje. Mij dunkt ik hoor het zoo maar. daar ik nu van deze kermis weer van uw teleur ben gesteld, zoo ben ik nog wel een beetje knorrig, want ik had mij er nu zoo mee gevleid, dat ik Uw potret zou krijgen en zie daar. alweer niet. Hoeveel woorden heb ik daar nu al op het papiei voor gezet. En ziedaar het help mij niets. Ik begin mij nu te verbeelden dat ik ei 58

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 2000 | | pagina 68