wat vlug mee geweest heb om Uw het mijne zoo gauw te sturen, maar in de Vrede, hoe het dan zij, ik verwacht toch altijd nog voordat gij in de vaste dienst gaal, dan kan het niet meer lijjen. Nu Maatje, nu heb ik mijn gal weer eens uit gespogen en nu is het ook weer vergelen, als uw het mij nu maar gauw stuurt en zal uw mijne verandering nu eens gaan shrijven. Zoo als uw weet Maatje, heb ik bij Baak gewoont, maar daar ben ik met november vandaan gegaan, want dat was zoo een naare dienst. Vershrikkelijk. Mevrouw was zeer aan de drank. O dan is geen voorbeeld van. Dat mensh was alle avonden dronkig en toen wij gingen was het nog erger en dan zoo naar in de keuken, dal wij wouwen niet langer blij ven. De keukenmeid wou niet blijven als ik niet bleef, zoo zeide zij altijd en dat heeft zij getoont want zoo gouw ik mijn dienst had opgezegt, zij ook en toen was het vershrikkelijk met mevrouw. Zij had mij pas 10 Gulden opslag gegeven en nogal eens kleinigheden en toen moesten hooren dat haar beiden meiden weg gingen. O, dat was voort ?je hebben mekaar opgenunt'. Maar hoe het zij, wij wa ren blij dat wij er uil waren en hebben zoo het schijnt nogal goed getroffen, maar het is nog maar begin. Maar dal is zeker, wij zijn een heeleboel verbetert, want daar was het niet om uit te houden in zoo een verwarde boel en ging niets op re gel en hier wel. Maar het is in alle opzichten dienen, maar als men maar gezond is, dan heeft het zijn lief ook weer, want getrouw te zijn zonder veruitzicht, zoo als er hier eene heele boel zijn, dat is ook niet alles want hier in Amsterdam hoor je wat. Wij hebben met November in de 3 vrije dagen nog al eens geporiteerd. Wij hebben zamen bij mij zuster geweest, ik en mijn kameraad en blijven nu voortaan ook vriendinnen. Wij gaan zamen uit en dat is nu nog wel aardig voor mij. Het is zoo een aardige meid. Ik wou wel om *t weet niet wat dat Uw met ons zoo eens zoo een Zondagje in zo een Groote stad was. O Maatje, wat zou Uw kij ken. O menigmaal spreek ik over uw als wij zoo zamen loopen en dan herinner mij dikwijls die Antwerpshe reis. Toen hebben wij ook wat gekruist en zoo Gaat het nu hier. Zondags als wij uitgaan en nu vooral met dat Oranjefeest. O dat is vershrikkelijk zoo mooi dat hier alles is. Geen huis zonder vlag en Oranje wim pel en niemand mag hier loopen zonder oranje aan. Zelf mag je het niet aan de hals hebben, het is alles op het hooft en op de borst. Allemaal van die oranje Conkardes. Hel is aardig om te zien. De rijkste van Amsterdam durven niet zon der oranje te loopen bij de weg. Tot kinderen op de arm toe hebben oranje en van die aan komende jongentje op derlui pet Oranje boven met Groote letters. O hel is vershrikkelijk, de gemeenste hoek van Amsterdam, dat is de Wilmstraat, daar staan 3 heerepoorten, zoo netjes, kijk het is een lust om te zien. Het paleis van de Koning is van onder tot boven gelemineert (verlicht). Kijk ik kan uw er niet ge noeg van shrijven. Morgen kom er een optogt bij ons voorbij van 8 duizend man en zal er van in de volgende brief wat van shrijven. want die moet prachtig zijn en zal nu moeten eindige omdat het papier te klein wort. En nu hoop ik spoedig een letteren van Uw te mogen ontvangen. Doet uw Ouders en Broeder de harte lijke Groeten van mij. alsmede mijn lieve moeder, broers en zusters en teken mij. Uw getrouwe en Opregte Vriendin P Willemse de snijer de G roe te van mij. Aju 59

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 2000 | | pagina 69