begraven geworden en dat is de treffenste en gevoeligste slag die ik in mijn leven gehad heb. Ja dat vershenen jaar was voor ons een treurig begin en wat is het nu niet Goed afgeloopen, altijd door Gods Goedheids. Goed gezond geweest en alle reden van dankbaarheid der Goedheid Gods, die aanhoud ons wel te doen. Toh mogen wij het met innige dank aan God betuigen voor zijne milde zegenigen, dat zouden wij ook rust en Vrede voor ons gevoelen. Laat het ons streven zijn om daarin te volharden, dan zullen wij de Gelukkigste der stervelingen zijn. Ja mijne geliefde Vriendin, wat heb ik Uit uw laaste brief treurige berigten vernomen. O wal is dat betreurenswaardig van die Marinus Ribbe. O ik was er zoo akkiglig over. Als je dan iemand zoo goew ken. Daar zien wij ook weer wat of wij zijn. Dat Ragel ook zoo getrouwt is, dat is nogal vlug in zijn werking toe gegaan, vindt ik. Zij is ons alweer vooruit Maatje, nu ik wensh haar van harte, dat zij ge lukkig is. Ik ben tegenwoordig weer op mijn slag. Ik ben zoo gelukkig, dat ik zoo een Goede dienst. Ik heb het er zeer Goed naar mijn zin. Ik zal maar denken, laat ze maar trouwen, het is mijn tijd nog niet en dan kan ik mij heel Goed mee stroosten. Maar dat protet dat kan toch maar niet in Amsterdam komen. Ik had er nu zoo vast op gerekent om het in het strommellje te vinden, maar helaas, zulks heeft uw ook niet geweten dat mijn broer het zoo Gouw weg zou sturen. Maar in de Vrede, mijne waarde Vriendin, ik leef maar op hoop bij de eerste gelegeheid de beste, nietwaar. Gij zult met Nieuwejaar wel shik gehad hebbe, bij het eerste verlichting van het Gaslicht. Dat zal Tholen nog op doen knappen. Gij moet mij het eens shrijven Maatje hoe het is afgeloopen. Zeker zult gij nu wel proviteeren van het Ijsvermaak, mij dunk ja ik wou Uw dan wel eens zien rijden. O het is hier een lust om te zien, zulke knappe rijjers. O dal is een lust. Het is vershenen Zondag hardraverij geweest, maar zoo mooi heb ik het nog nooit gezien. O dat Amsterdam, daar moet je toch maar weze om iets te zien. De Groete is ervan niet te beshrijven, het is een zeldzaam iets aan je een kennis bij de weg aantreft. Ver shenen zondag heb ik een Zierikzeejenaar gesproken. Hij had mij al eens meer gezien, maai- doen had ik mijn zusters bij mij en dorst dan mij niet aanspreken. Maar nu kwam hij naar mij toe en kende hem toen vast. Hij is hier suikerbakker, zijn moeder woonden hier ook. vertelde hij mij. Nu geliefde Vriendin moet ik uw nog gelukwenshen met de Vermeerdering in Uwe familie. En nu gaa ik eindige met de pen. vanwege het papier te klein wordt en Maatje, shrijf mij eens hoe de snijjer het maakt en Uw broeder. Blijft hij van tjaar nog te Halsteren? Anders moet hij maar naar Amsterdam komen, dat verdiene de Wagemakers Goed Geld. Nu doet hun de hartelijke groete van mij en zeg hun dat ik hun al wenshen wat hun hart begeert en Uw lieve ouders hartelijke groete van mij gedaan te hebben, zoo ben ik als altijd Uw getrouwe Vriendin Pietje Willemse Brief 20 Amsterdam den 6 maart 1864 Dierbare Vriendin! Ja eindelijk, zult gij zeggen, eindelijk een brief. Mij dunk, ik hoor het uw zeggen, maar nu beloof ik uw zult gij een Groote hebbe en veel nieuws. Vooreerst moet ik uw hartelijk danke voor uw welmeende wensh met mijn verjaring en ik hoop dat uw alle er nog lang getuige van moge zijn. En dat wij de Vriendshap, die wij 61

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 2000 | | pagina 71