ken en ik denk nog zoo maar hel is beter intijds dan het te laat is. Ja mijne Vriendin, hoe zouw Sientje van den Doel het toch maken, hoort Uw daar niets van? En Ragel, of zij al kinders heeft, shrijft mij toch eens. Ik heb er ai zoo dik wijls over wille shrijven, maar telkens vergeten. En die jongen van Souwer waar of die toch zijn. Ik heb toch eens gehoort dat Willem van der Weele en Piet Lam mens naar Parijs zijn. Nu. zoo kan ik wel aan de gang en zou weer heelemaal in Tholen verdiepten. O. het trek altijd zoo! Nu beste Vriendin, mijn brief wordt vol en hoop nu maar eens Gouw een brief van Uw terug te krijgen en ga nu eindige met aan alle bekende, alsmede uw liefe vader en moeder en de snijjer, hoe dat hij het maakt. Nu mijn lieve Maatje, blijf ik in afwachting. Uw Opregte en Verlan gende Vriendin Pietje Willemse Adres: den Heer Knuttel, Op de klein Hoeve, onder Driebergen. Aju. Vergeet mij niet. Brief 22 Driebergen den 21 Julij 1864 Mijn Dierbare Vriendin. Tot mijne zeer Groote Blijdschap ontving ik uwe waarde letteren. Hoogst geluk kig was ik, toen ik zag dat ik zooveel te lezen had en dacht, o wat zal ik nu veel nieuws weten, maar helaas, tot mijne innige smart zooveel leeds te hooien aan gaande uwe lieve Broeder. En mij trof mij dit, daar hij toch altijd voor mij de ware kenner der ophegte liefde voor mij geweest is en ook nooit vergeten zal, al was ik in vroegere jaren wat los jegens hem. Mijn hart zal toch op een Goede plaas, dat ondervind ik nu maar al te dikwijls en dan zooiets te hooren, o dat deed mij een traan van diep medelijden vloeijen. Niet aangaande hem, maar ook Uwe dierbare Ouders en Uw, mijn getrouwe vriendin aan wien ik mijn hart nog eens zoo vrij kan uitstorten. Want als ik zoo Uwe brief doorzie, wat heeft Uw dan toch daar al niet gehad. Ik kan er nog niet genoeg aan denken, daar hij altijd zoo braaf en zoo goed heeft opgepast. En dan zich zoo in eene maale tot wanhoop en berouw zoo kunne overgeven. Want dat had hij zeker geworden, als hij zich na derhand door dat Roomshe volk zag teleurgesteld en dat had hij zeker gedaan ge- worde, want de valshheid en de juszwiete jezuitestreken zijn niet geslaeg daar van te door Gronden en dan zou zijne gedachten hem doen zinken op zijne voornemens die alle zoo verijdeld zijn. O. zijn berouw zou niet te beshrijven zijn, wanneer hij inzag dat hij zijn ganshe familie die shande had aangedaan, van zijne Ouders en eenige Zuster zoo afgesheurt te zijn. O, dank zij de Goede God dat hij hem en uwe alle daarvoor bewaart heeft en hoop van Gansher harte dat hij die slang heelemaal vergeten zal en dat hij een betere keus doen mag, die hem en uw alle gelukkig doet maken. Maar mijn lieve, wij moeten hem onder ons toch wel beklaage, want hij is zeer ongelukkig in zijn verkeere. Want dikwijls geeft ik mij zeiven de shuld, dat ik te los jegens hem ben geweest. Dat heeft hij mij zelf ook dikmaals gezegt en dat kan mij nog wel eens spijten en met Ragel is het ook maar zoo gegaan, die heeft hem in lang niet mooi behandelt en nu met dit meisje ook weer. Neen van die kant is hij maar ongelukkig en hoop van Gansher harte, dat wanneer hij tol regte bestemming mag komen, hem door Opregte liefde mag 64

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 2000 | | pagina 74