Brief 27
Driebergen den 14 Mei 1865
Waarde en veelgeliefde Vriendin.
Daar ik weder op het buiten geariveerd zijt. zoo kan ik niet langer uitstellen om
uwe welgemeenende letteren van den 2 april te beantwoorden die mij zeer aange
naam waren maar de inhoud was niet gunstig. Dat deed mij zeer leed. Och moets
die Weijler nu de pokken nog krijge, ach dat beviel mij niet erg. en dan zoo erg,
maar God dank dat het nu nog zoo goed is afgeloopen en hoop van harte dat hij
er niets door geleden heeft en dat het er nu maar bij blijven mag, want vele
menshen, zoo ik hoor, zijn er het slachtoffer van geworden en dat is dan nog
smartelijk. Wat mij aangaat, ben voortdurend Goed gezond en dat is al een van
de Grooste voorregten. die wij in de dienstbaren stand genieten kunnen en hier
buiten is hel fris als of ik in Tholen ben. Och. lieve Maatje wat zou ik daar Graag
eens weze. O. ik verlang er zoo na, maar dan denk ik all weer. wat zou ik er voor
plazier hebben mijn lieve moeder daar te moeten bezoeken. O. alleen dat doen
mijn verlangen wegzinken en dan altijd in ongenoegen met mijn broer Kees. O
ik heb aan de brieven genoeg, want het eene is mijn moeder en hel andere mijn
broer, dus dat het zoo terugstooten dat het mijne verlangen terug houd. alhoewel
ik zielsveriangend ben naar uw allen en de Vriendshap van uw alle, zou het leed
weer veel veraangenamen want die genoegens, die onder uw ouderlijk dak zoo
gastvrij genoten, zweven mij nog zoo zeer dikwijls voor den geest. Uw shrijft
mij nog van het eerste vertrek van mij naar Amsterdam. O, die dag zal ik nooit
vergeten en zoo zijn er zoo vele die mij nooit uil de gedachten gaan. O. als mijne
moeder zich die ook herinner zal er ook nog wel eens traan van Opregt berouw
in haar oog opwelle. want die tijd was voor ons beide smartelijk. Maar weer een
zegen van God. dat mijne dierbare vader in alles zoo geduldig was. tol aan het
laast van zijn leven sprak hij altijd met medelijden over haar. Dikwijls heeft hij
moeder haar lot verspeld, dat het eind van alles zou wezen, dat zij thans onder
vind. O lieve Maatje, ik moet daar van af gaan, want ben dan tot in mijn ziel be
droeft en ga er verder en verder en het eind is toch wat kan, wat zal ik er aan
doen en het beste voor mij is een vrij geweten en dal is balcem voor mijn hart.
Wat verder hier het nieuws aanGaat is niets bijzonder daar men buiten niet veel
hoort en zal nu maar ga eindige met aan uw de hartelijke Groete te verzoeken
aan uwe Ouders en broeder en ook aan de snijjcr. En als uw moeder eens spreek
en Kees en zijn vrouw en dat ik hun als het wat verder is eens shrijven zal en ook
uw kloris. Ach waar is de tijd. die wij zoo zamen hebben doorgebracht. Nu mijne
eenige Vriendin uw ook mijne hartlijke Groete gedaan te hebben, geloof mij
steeds te zijn Uwe Onveranderlijke en Verlangende Vriendin Pietje Willemse
Vershenen woensdag is mijn kameraad getrouwl met nog 60 paar en den vol
gende dag zijn er 98 paar aangetekend, dus of zij hier ook trouwe. Wat zegt je
daar van
70