digheden gevormt. O gij kunt niet begrijpen hoe verlangend wij zijn om iets van Tholen te hooren ach en wij komen er zoodoende weinig mee vooruit. Wij zijn door het ontvangen van mijn geboorteakte toch eindelijk aangetekend geraakt in de hoop dat moeder ons toch niet langer zou op houden, want je weet op laast niet meer wat men aan de menshen zeggen moet. Maar lieve Maatje, nu door die troost van ben ik weer heelemaal neergeslagen, want ik had nu nogal hoop dat moeder komen zou aan dat Kees mij aanraden dat ik moeder maar moest over la ten komen en dat wou ik nu graag, dat zij maar deed en had nu vriendelijk aan mijn broer Leen gevraagt of hij haar het Geld maar geven wilde, dat ik hem dan het weerom zou sturen, als ik het maar zeker wist dat zij naar hier kwam, maar dat is nu ook al acht dagen geleden en krijg taal nog teken en het is nu de laaste week en voor een zaterdag moeten onze papieren ingelevert worde, wille wij den volgenden woensdag kunnen trouwen. Dus ach lieve Maatje, wees Uw zoo nu zoo Goed eens voor mij om dat briefje eens aan moeder te geven en haar dan Vriendelijk verzoeken als zij niet kan shrijven of Uwe dan zoo goed wil wezen om dit inleggende briefje voor haar eens te beantwoorden. Want ik zal haar vra gen als ik zelf haar hel Geld stuur of zij dan naar hier wil komen, zal ik het haar met liefde sturen, als ik dan maar zoo spoedig mogelijk antwoord hierop terug mag hebben. Zeg zij nu bepaald ik wil niet komen of niet tekenen dan moet ik het in de Vrede voor de Regtbank daagen en daar zou ik toch voor kunnen en Uw begrijp lieve Maatje, hel is voor mijn aanstaande Man ook zeer onplazierig en dat alles zoo aan mijn kant leijt. Dus lieve Maatje, doe Uw best nog eens voor Uw treurige kameraad, want zoo te blijven dat gaal ook niet, dus nu in blijde hoop dat ik zoo gauw Uw kan mij eens weerom shrijft, wat moeder er van zegt. Ga ik eindige om aan Kees en zijn vrouw de hartelijke Groete van ons te doen, alsmede als Uw lieve Ouders van mij en mijn aanstaande famielie gedaan teken ik mij als altijd Uw veel verlangende Vriendin Pietje Willemse Brief 33 Haarlem den lOJunij 1866 Mijn Dierbare Vriendin! Neen mijn lieve Vriendin, langer kan ik nu niet meer wachten om Uwe voor mij zoo dierbare letteren van uw te beantwoorden, daar uw met volle regt mij kan be knorren van mijn lang wachten. Maar uw moet uwzelven niet de schuld geven dat Gij mij in uw shrijven soms mogt beledigt hebben, maar in het minst niet en dat ik de Vriendshap wil afsheiden nu dat ik getrouwt ben. O neen lieve Maatje, dat hoop ik nooit dat, want het is voor mij een gelukkig oogenblik wanneer ik een brief van uw ontvangt. Dus lieve Maatje, denk dat toch nooit meer, maar door de drukte van het huishouden en de Winkel wort het shrijven al uitgesteld en daar ik erg aan de sukkel ben, beneemt mij ook wel eens de moed, maar daar uw zoo benieuwt was naar mijn kindje, zoo kan ik uw niet van shrijven dan dat ik een allerliefst kindje heb en groeit nu lekker maar in het eerst niet veel, maar dat zoog zij veel van mijn of daar ik erg tob met een zwerende borst. O lieve Maatje, wat ik daar al aan uitgestaan heb, kan ik uw zoo niet beshrijven en hij is nu al voor de vierde maal aan het zweren en telkens gaat hij onder het papen digt en zal hem nu maar droogmaken, want mijn kintje will er met geen geweld aan. 75

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 2000 | | pagina 85