Reken er nu op dat als uw kan met mij mee kon naar Haarlem dan had uw ook een Uitstapje. Aju. Maatje, shrijf uw mij dan ook waar de Thoolse boot aanleg te Rotterdam Brief 42 Haarlem den 12 Jul ij 1869 Lieve Maatje Nu kan ik uw de blijde tijding melden dat ik met mijn Oudste kind naar uw toe kom aanstaande woensdag. Ik ga dinsdag middag hier van daan en als ik niet op de boot kan slapen dan ga ik naar een logement, begrepen. Nu lieve Maatje, zeg aan mijn lieve moeder dat ik kom en aan mijn Zuster Mietje en dat zij Betje met de kinderen naar de boot stuurt om tante Pietje af te halen. Nu lieve Maatje tot woensdag om 4 uur ben ik bij uw in hun middag. Aju. Lieve Maatje, lot Woens dag! Pietje Brief 43 Haarlem den 1 Augustus 1869 Lieve Vriendin! Daar ik van de Week ontvangen hebbende zoo zal ik uw allen niet in de onge rustheid late, maar moeder is ongesteld geworden en dan zonder meid dat ik het wel volhanding hebt, anders had ik wel eerder geshreven want uw allen heb mij daar toch niet naar behandelt. Ik ben dan zoo uw weet ben ik om 3 uren te Ro- zendaal aangekomen met spoor alwaar ik dadelijk kennis aantrof, die mij tot Den Bosh gezelshap hielt en dat was Frans de Bruin met zijn vrouw. Die had wat schik met Anemietje. Als hij maar zeide 'wij gaan naar Tholen', dan wat zij klaar met 'niet naar Haarlem'. Een teken dat zij het slecht heb gehad, niet waar lieve Maatje. Nu verder zij wij met de boot goed en wel aangekomen om acht uren al waar wij dadelijk in de omnibus gingen en zoo naar spoor en dat was net naast gatje of dat ik in spoor was en ben om alf elf in Haarlem aangekomen. Wat was ik blij. het was of ik gejaagt was. Toen ben ik eerst bij mijn Zuster aangegaan, omdat ik die toch verbij moest en daar hoorde ik zoo veel van die meid af doen dal ik verlangde nog meer. Maar mijn kindje lag lekker bij haar te slapen. Ach ik was toch zoo gelukkig dat ik mijn lieve kindertjes zag. Want hoe gaarne men zijn vrienden en mijn lieve moeder op zoek, toch is het niet zoo dat mijn reis als men jong is. Maar het was voor mij een genoegen uw alle zoo wel en voor mij zoo liefdevol aan te treffen en toen ik bij mijn huis kwam, lagen mijn huisgenooten te slapen. Maar zoo ik klopte dacht mijn man voort, dat is zeker mijn vrouw en zijn eerste woord 'goddank, nooit gaat gij meer naar Tholen, wat hebben wij moeten tobben' en moeder ook. 'Nu ga ik zelf', zeg mijn man. 'of laat ze liever allemaal hier komen, want dal is geen tobben'. Nu leren zij het best mij missen, dus lieve Maatje, kom uw nu toch eens naar mij. Och uw zal eens zien hoe goed uw het bij mij heeft en je vader ook, die kon nu nog wel eens komen. Nu lieve Maatje, ga eens naar mijn lieve moeder en doet haar de hartelijke Groete van mij en lees 85

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 2000 | | pagina 95