de hartelijke Groete en zeg haar dat zij maar een brief shrijven moet. Beste shrijf nn toh weer eens gouw weer, dat beurt mij dan nog eens op en blijve nu na vele Groete van mijn man en mij uw getrouwe Vriendin Pietje Brief 46 Haarlem den 8 Mei 1871 Mijn Eenige Vriendin! Hedenmiddag ontving ik uwe brief van Suzana Pachter. Ik was juist boven om mijn kinderen naar bed te maken. En moeder [riep]: 'kom Pietje, daar is een Tho- lenaar'. Ik vloog van al de trappen tegelijk, maar Susana kentde ik niet meer, maar uw lieve letteren was voor mij eene vreugde en nu dacht ik al wort het nu nog zoo laat, shrijven moet ik vanavond, op het woord af. Het is geen onvershil- ligheid van mij dat ik zoo lang waht, maar door de drukte van mijn zaak wort het al uitgesteld. Met mijn huisgezin is nog maar even treurig. Mijn lieve man blijft maar onophoudelijk sukkelen, dat bloedopgeven blijft maar aanhouden. Het is de eene dag wat beter en de andere dag wal slimmer en zoo tobben wij al bijkans 2 jaar. Wij hebben niets onbeproeft gelaten, maar daar shijnt geen hulp voor te zijn en dus wij moeten aan God opgaen. Wat anders mijn huishouden aangaat is het zelfde. Moeder wort Oud en is voor haar jaren kras en mijn kinderen die groeijen overheerlijk. O Maatje dat is mijn lust en leven, want clie worden zoo lief, die tweeling zijn zeer lieve kinderen en Anemietje ook. Die zegt ik wil wel bij Oome Weiier wonen, maar zegt, oome moest ook eens naar ons komen en daarom ben ik nu ook dadelijk aan shrijven gegaan. Uw zou zeg uw ook mij wel eens wille verrassen. Maar laat mij nu niet langer smeken, ik weet het Goed gemaakt, kom uw nu met de Pinksteren eens naar mij toe dan ben ik twee heele dagen thuis. Daar hebben wij nog wat aan elkander. Kom met de stoomboot mede tot Rotter dam en dan op het spoor naar Haarlem. Shrijf wanneer de boot afvaart en dan zal ik het uitrekenen en dan kom ik uw zelf afhalen. Ik zal de helft van de reiskosten betalen. Ik verdien goed mijn brood en dan een vriendin, de eenigste die ik heb bij mijn aan tafel te zien, dal is mij nog wel meer waart. Kom lieve Vriendin, ik zal met uw naar Amsterdam ga, ik zal alles aanwenden om het uw tevreden te maken. Laat uw mij nog langer uitnoodigen, kom toch nu eens naar uw vriendin, die zoo vurig naar uw verlangt, dan kunt uw eens zien in welk een rommel ik zit en welke lieve kinderen ik heb. Mijn man zal van blijdshap beter worden door mijn zaaneken [gezanik] 'ach kwam zij nu maar eens'. Uw ben nu thuis, het is nu nog drie weken haast. Praticeert nu maar eens goed over en shrijf mij dan hoe uw de reis neemt. Mij dunkt ik kom uw dan al afhalen en heeft uw vader plazier om mee te komen, met alle liefde zullen ik hem ontvangen en dat uw moeder zal lang naar Frederik. Hoe maak die hel toch? Uw shrijf nooit iets van hern. Die hem de Groetenis eens van mijn. Wij zijn wel getrouwt, maar er blijft altijd nog zoo iets zitte. God geve dat het hem wel ga. Nu lieve Maatje, stel uw mij nu niet teleur. Ik zal uw de helft van kosten teruggeven, dat haal ik weer wel uit de spi- nasie, want die verkoopt ik maar zat. Maar als uw moeder spreekt, zegt aan haar, dat zij niet hoeft te komen, want mijn man en moeder staan haar niet ten aan- woordt, dus daar zouw ik nog maar naarigheid van hebben, dus raadt het haar stoch maar af en zeg maar dat het met mijn man stukken beter is. Maar laat zij in 88

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 2000 | | pagina 98