doch we wierden welhaast in ons voornemen verijdelt wijl het zo onnut vu ijl in deze herberg was (schoon de beste van deze plaats), dat niemand ter neder dorst zitten. We verzorgde ons dan van een brood een fles wijn om er ons naderhand van te bedienen. Ten twee uuren vertrocken van dit brave Sauré en vergoede ons middagmaal onder het rijden door het gebruijk van opgemelde spijze en drank, benevens twee hoenderen die van Tierelemon medegenomen hadden, dat met veel smaak genoegen geschiede. Onder geduurigc wederzijlse redenwisse lingen quamen we ten vijf uuren binnen de groote wereldstad Luijk, eerst door een voorstad, en naderhand door de binnenstad zelve tot voor de herberg 1'Hotel de la tet Noble, bij monsieur Ponthal, alwaar we met veel genoegen op de raad van goede vrinden logeerde. Soodra waren niet uijt de koets of visetateurs1" dei- goederen lieten er sig ook vinden, dog wilden niets geopent hebben, begeerende alleen maar hun verdiende loon. We wandelden na eene weinig uitruslens de stad eens door zogten d' heer Huijbert de Grand Champ op, aan wien met een brief geaddresseert waren. Na onze terugkomst vaardigde we onze brieven na Zeeland af, betaalde onze voerman zegende Jehova voor zijn goed geleiden. De korte tijd dat we ons deze groote wereltstad Luijk ophielden heeft niet toegelaten om er het aanmerkelijke te bezigtigen, alleen bevonden dat van een uijlgebreide ne gotie is, in ijzer, smekolen, saaijen, hoeden andere. Se is gelegen ten deele op een berg, ten deele in een dal, waerdoor veele ter nederdalende straten in dezelve zijn. Moderne gebouwen zijn er niet veel, dog in sterke fraaije huijzen over treft deze stad alle tevoren geziene steden. Ze is onderhoorig aan zeker prins welke hier zijn hof woning houd. Van de kerken is ons door andere berigt, dat ze veele fraaij waren, onder anderen is er een Benedictiner kerk, coupelser wijze met een konslige lantaarn (door een monnik uijtgevonden en bewerkt), ge maakt. Behalven deze zijn er die van St. Helena St. Denis mede seer fraaij ge- bout. Benevens deze kerken is er de abdije van St. Jacob alwaar een deftig choor is, en daarin een uitnemende trap van fraaije uijtvindinge zijnde een wenteltrap, daer men van onderen tegen eikanderen gelijk opgaat en boven wederom ont moet, zijnde geen architect ooit in staat geweest om diergelijke te konnen nama ken. Als mede is er de abdije van St. Laurens; deze legt op een hoogen berg, heeft een schoone kerk, clooster thuijn. Ook hebt ge die der Engelse jesuiten, zijnde daer een aangename thuijn met vijf terrasses boven eikanderen; ook ziet men hier zeer konstige machinen, daar men op diverse wijzen in spiegeltjes siet hoe laat het is. Verder is het stadhuijs en de citadel, in fraaiheit sterkte, waar dig te bezien, als met het paleis in welkers toren van 400 trappen, een klok van 18000 pond hangt. Dog het merkwaardigste aan deze plaats meer als aan andere, zijn de koolputten, welke door de wichelroede ontdekt worden en waarin men om te bearbeijden, in een mande wel 280 voet diep wort nedergelaten. De ijzer mijnen hebben hier mede hun opmerking noodig. Daar wort het ijzer gesmolten en gegoten, de blaasbalken worden door de rivier de Oudste gaande gehouden. saterdag den 7 julij Des morgens omtrent agt uuren reden we met een koets met vier paarden, die we van monsieur Ponthal voor agt twintig Luijkze guldens, zijnde \l/i Hol lands, gehuurt hadden, uijt Luijk, terwijl de bediende met de bagagie op een karre welke voor 18 permissie schellingen gehuurt hadden, vertrocken. In het 106

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 2001 | | pagina 116