genomen." Hel vertrek was niet overdadig gemeubileerd. Er stonden een lak- tafel, twee gueridons, een rood gelakte theetafel en veertien mei geel damast be klede stoelen, die waarschijnlijk rondom tegen de wanden waren geplaatst, ter wijl het middengedeelte geheel vrij bleef. Deze inrichting wijst op het gebruik als een representatieve ontvangstruimte bij bijzondere gelegenheden. Het moet in zijn oorspronkelijke indeling en inrichting, net als de eetzaal, een indrukwek kende ruimte zijn geweest. Hel kabinetje naast de grote kamer lag waarschijnlijk op de plaats waar zich nu een korte gang van de overkapte binnenplaats naar de tuin bevindt. Behalve zes met rode slof beklede stoelen en een theetafeltje bevatte hel kabinetje in 1734 geen meubels. De grote hoeveelheid porselein wijst op een inrichting als porse leinkabinet. Dit was een klein pronkvertrek waar kostbaar serviesgoed in vitrine kasten, maar ook op de randen van de lambrisering en op wandconsoletjes stond opgesteld. De rest van de begane grond van het huis is bij de grote verbouwing die volgde op de dood van Caspar van Citters, geheel gewijzigd. De taxateur vond daar in 1734 een 'groot salet', een "goudtleer earner' en een 'kleijn saletje'. De grote zaal kan gelegen hebben in het achtergedeelte van de hoofdvleugel, dus ter plaatse van de huidige gang met trappenhuis. De goudleerkamer was waarschijn lijk een aangrenzend vertrek in de afgebroken aanbouw op de westelijke binnen plaats. De ligging van het kleine zaaltje is niet duidelijk. De grote zaal had een zelfde soort meubilering als de grote kamer: twaalf stoelen, twee gueridons, een tafeltje en een theetafeltje. Tegenover de grote kamer voor representatieve ont vangsten kan de grote zaal hebben gediend als dagelijkse ontvangstruimte. De inventaris maakt geen melding van de aard van de stoffering. Het goudleer van de goudleerkamer kan zowel in de Noordelijke als de Zuide lijke Nederlanden besteld zijn. Indien het afkomstig was uit Middelburg, dan is het waarschijnlijk geleverd door dc goudleermakerij van de familie Hasen- bergh.5" Deze was in 1671 opgericht door Johannes Hasenbergh, afkomstig uit Mechelen. Na zijn overlijden in 1695 zette zijn dochters Anna en Petronella het bedrijf voort. In 1720 werd het overgenomen door Anna's zoon Jan Karre. Van het vele goudleer dat zij voor huizen te Middelburg moeten hebben geleverd, is niets bewaard gebleven. De inventaris van 1734 vermeldt in dit vertrek een grote eettafel met tien stoelen en een notenhouten kabinet met tafellinnen en damast. De verdere meubilering bestond uit een notenhouten tafel, twee gueridons, twee speeltafeltjes, twee spiegels en een schilderij. De aanwezigheid van porselein be vestigt het gebruik als eetkamer. De taxateur vervolgde zijn rondgang door het huis met drie slaapkamers op de verdieping (een 'agter booven earner', een 'eerste voorcamer' en een 'tweede voorcamer' met een 'cabinetje') om vervolgens, waarschijnlijk via de traptoren die bij Goliath staat getekend, terug te keren naar het voorgedeelte van de begane grond ('groote gang"). De grote gang had het karakter van een hal. Er stonden di verse meubels en. als curiositeit, een 'Dea Nehalennia', een Romeins altaar waarvan er sinds de zeventiende eeuw diverse in de omgeving van Domburg wa ren gevonden. Na de hal volgden de keukens en dienstvertrekken onder de hoofdvleugel (tin en koper) en als laatste de knechten- en meidenkamers op de zolders van het ge bouw. Voor de exacte inhoud van de boedelbeschrijving verwijzen wij naar bij lage 1 van dit artikel. 55

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 2001 | | pagina 65