F.M. WIBAUT 9 waren het literatoren (onder wie Multatuli) en progressieve artsen (als S. Coronel), later werd deze beweging breder gedragen. Onderwijzers, dominees en katholieke geestelijken, die een intermediaire rol vervulden in de samenleving, wierpen zich op als behartigers van arbeidersbelangen.3 Ook in ondernemerskringen waren mensen te vinden die begaan waren met het lot van de arbeiders. De meeste van deze patroons handelden vanuit een paternalisti sche vrijgevigheid, waarvoor de goedgunstigheid van de ondernemer de enige norm was. Onder hen bevonden zich de anti-revolutionair georiënteerde Hovy, directeur van brouwerij De Gekroonde Valk te Amsterdam, maar ook het textielbedrijf G. en H. Salomonson uit Twente en de firma H.P. Gelderman Zonen te Oldenzaal. Voor de arbeiders van deze fabrieken waren wel voorzieningen gecreëerd, maar zij konden daarop geen rechten laten gelden. Er lagen geen afspraken vast, de directie beoordeelde en besliste in alle gevallen. Anders lag dit bij een kleine groep van pro gressieve ondernemers. Op grond van het gevoerde sociaal beleid, de achterliggende motieven, de mogelijkheid tot inspraak voor de arbeiders en de financiële offers die de bedrijven daarvoor brachten, rekent men bij de huidige stand van het onderzoek tot deze groep in ieder geval J.C. van Marken, directeur van de Nederlandsche Gist- en Spiritusfabriek te Delft, C.T. Stork en zijn zoon D.W. Stork, directeuren van de Machinefabriek Gebrs. Stork Co. te Hengelo, J.E Vlekke, directeur van de Gastelse Beetwortelsuikerfabriek, en J.B.M. van Besouw, directeur van de gelijk namige textielfabriek in Goirle. De laatste twee handelden vanuit hun katholieke geloofsovertuiging en waren geïnspireerd geraakt door ideeën die binnen de katho lieke kerk op dit gebied aan het eind van de negentiende eeuw werden ontwikkeld. Kenmerkend voor de maatregelen die de sociale ondernemers in hun bedrijven ten gunste van de arbeiders namen, was dat de arbeiders daarin zelf participeerden, hetgeen bijdroeg aan hun sociale emancipatie.4 Gaandeweg begonnen de arbeiders zich te organiseren om gezamenlijk verbetering van hun situatie af te dwingen. Er kwamen vakverenigingen tot stand, die naar betere arbeidsvoorwaarden streefden. Protestants-christelijke werklieden organiseerden zich in het Nederlands werkliedenverbond Patrimonium, waarvan in 1882 in Middelburg en Vlissingen de eerste Zeeuwse afdelingen werden opgericht. Hierna volgde ook de uitgesproken socialistische Sociaal Democratische Bond (SDB), waarvan F. Domela Nieuwenhuis een van de leiders was, en die zich in radicale richting zou ontwik kelen. In 1883 werd in Vlissingen een afdeling van de SDB opgericht, in 1885 in Middelburg. Tussen 1887 en 1893 zagen meerdere socialistische propagandablaadjes het licht. Pas De Toekomst van de socialist J.K. van der Veer had levensvatbaarheid. Het verscheen vanaf 1893.5 In Middelburg viel het socialisme bij een deel van de burgerij in vruchtbare aarde. Progressieve liberalen waren bereid pogingen te ondersteunen om via sociale wetgeving de levensomstandigheden van de werklieden te verbeteren. Coöperaties, waarin de arbeiders het principe van wederkerige zelfhulp toepasten, konden daarbij een belangrijk hulpmiddel zijn. Bij een aantal van deze progressieve liberalen sloeg de gematigde socialistische richting aan. Er was belangstelling voor de parlemen tair georiënteerde Sociaal-Democratische Arbeiderspartij (SDAP), die in 1894 was opgericht en waarvan in 1898 een afdeling in Middelburg tot stand kwam. Rond 1900 telde de afdeling twintig leden; de meeste van hen waren geschoolde arbeiders. Onder de leden bevonden zich echter ook een paar rijkere burgers, te weten F.M.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 2002 | | pagina 11