108 PRIJSVRAGEN Juryrapporten Bekroning Publicatie Opmerkingen A. van Solingen en J.F. Muller (inv.nr. 5, p. 151). Oosterdijk en Muller geven geen advies (inv.nr. 5, p. 179). Van de beoordeling van de anderen is alleen de eindconclusie gegeven (inv.nr. 5, p. 179). Van Solingen heeft commentaar op het antwoord van Petersen Michell, waarop deze reageert (inv.nr. 5, p. 209). 1784: J. Petersen Michell te Amsterdam, goud. Verhandelingen ZGW1786, XI, p. 89-256. In Verhandelingen 1789, XII, tweede stuk wordt de prijsverhandeling op p. 25-27 besproken. Petersen Michell verzoekt zijn antwoord apart te laten drukken (inv.nr. 5, p. 201). Gillissen in Middelburg zal dit doen (inv.nr. 5, p. 234); zie voor publicatie Cat. ZGW1864, p. 367. Nic. van Staphorst uit Amsterdam laat het Genootschap weten dat een vriend van hem onder motto een antwoord heeft gestuurd dat door bevriezing van de vaaiwegen niet op tijd binnen kon zijn (inv.nr. 5, p. 150; inv.nr. 62, f. 358). Later blijkt dat het bekroonde antwoord te zijn. In 1802 wordt door E.M. Engelberts opnieuw een conceptprijsvraag over de febres catarrhales of zin kingskoorts ingediend (inv.nr. 98, nr. 28; conceptprijsvraag 96). Prijsvraag 19 (voor rekening van het Bataviaasch Genootschap) Het best geschikte en minst kostbaare ontwerp, tot het stichten van een bekwaam gebouw, onder den naam van Hospitaal of Manhuis voor onvermogende en oude zeelieden. Hiertoe diende men in de antwoorden op te geven eene beschrijving en teekening van zulk een gebouw, voorzien van de noodige zaaien en vertrekken, voor zieken, en voor reeds gezonden, met aanwijzinge van de plaats, waar hetzelve best kon gesticht worden; alsmede eene bepaaling van Opzienderen en Bestuurderen, zoo wel als van noodige Bedienden; insgelijks de toerusting van 't vereischte huisraad, kleeding en beddegoed; bovendien 't Levensonderhoud, benevens de verzorging van Genees- en Heelmiddelen; alsook het geven van Godsdienstig onderwijs en stichting. Inzonderheid diende men bedacht te zijn, op de noodige onkosten tot begrootinge van de sommen, welke zouden vereischt worden, zoo ter eerste oprichting van zulk een gesticht, als ter gaandehoudinge van deze instellinge in 't vervolg van tijd, ten aanzien der onderhoudinge van 't Gebouw, Loonen der Bedienden, en verzorging der Zeelieden in alle hunne behoeften. Tot eene Proeve kon men 't plan vormen voor een getal van honderd menschen. Doch men diende ook onder 't oog te houden, welke evenredigheid er zoude plaats hebben in de vermeerdering van Gebouw en onderhoud in alles, indien 't getal tot twee, drie, vier of meer honderd menschen mogte opklimmen. Daarbij zoude men moeten denken, op de bekwaame Fondsen, tot de Oprichting en het onderhoud. En men konde overleggen: Of daartoe een zekere toeleg uit de hand- of maand-gelden en winsten der Zeelieden zoude konnen worden ingehouden, door de Boekhouders der Reeders, of de Betalers in de andere Departementen? Dan of daartoe alleenlijk, of benevens het voorige, de milddadige Menschlievendheid van Vaderlandsche Harten zoude moeten worden uitgenoodigd? Of welke andere betere middelen men konde opgeven, ter bereikinge van deze Heilzaame bedoeling?

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 2002 | | pagina 110