120 PRIJSVRAGEN hs. 4533 en hs. 4317 is een voorlezing bewaard van S. van de Cop- pello, gehouden 12 november 1786, over kinderziekten, met name kinderpokken; hij verzoekt die voorlezing nog niet te publiceren (inv.nr. 233, f. 64). Van D. Radermacher is 'Berigt en dagverhaal van eene inenting der kinderpokjes gedaan te 's-Gravenhage, ne vens eenige bedenkingen voor en tegen, 1769' (hs. 2980). Inv.nr. 6, p. 150 bevat een brief van G.J. van den Bosch (28-7-1790), ten geleide van een 'bericht wegens een verbeterde geneeswijze der kinderziekte, uitgevonden en met vele proeven bevestigd', door zijn vader, wijlen de arts J.J. van den Bosch. Prijsvraag 34 De Keuren van Zeeland, in eene goede Nederduitsche taal overgebracht, en met korte Aanmerkingen, ter opheldering, voorzien. Indiener Jaar Antwoorden Motto Vindplaats Jury Juryrapporten Bekroning Opmerkingen I. Winckelman (inv.nr. 5, p. 268). 1788; herh. t/m 1798; in 1799 stilzwijgend uit het programma gelaten (inv.nr. 7, p. 87). 1791: 1 (inv.nr. 6, p. 171). II ne faut point séparer les lois de l'object, pour lequel; et des cir- constances, dans lesquelles, elles ont été faites (hs. 6173). Hs. 6173. M. van Visvliet, P. G. Schorer, C.Ch. Bertling, K.K. Reitz, N.C. Lambrechtsen, W.A. de Beveren, H. van Royen en A. Drijfhout (inv.nr. 6, p. 174). Inv.nr. 63, stuk 16 (a t/m h); hieruit blijkt dat B.M. Pous de ver handeling ook beoordeeld heeft, hoewel hij niet in de jury benoemd was. Ook juryrapport in inv.nr. 6, p. 191-192. Geen (inv.nr. 7, p. 87). In het programma van 1794 wordt door een 'beminnaar van het vaderland' een gouden medaille en 40 gouden dukaten beloofd aan de auteur van een goed antwoord op de vraag (inv.nr. 6, p. 73). In Zeeland, 9/1 (2000), p. 29-32 schreef mr. W. Dirksen een artikel over deze prijsvraag getiteld: Een vergeefse prijsvraag over de Zeeuwse keuren. Prijsvraag 35 Een volledig compendium van de strafbepalende wetten, die thans in de Neder landen plaats hebben; en eene opgave van de wyze, op welke die behooren ingericht te worden: zoodat tusschen dezelven, en de misdaden, eene gepaste evenredigheid gevonden worde; die niet te streng is, en echter voldoen kan tot het oogmerk, om aan de misdadigers gevoel te doen hebben van hunne euveldaden, en ten afschrik te strekken aan anderen. Indiener J.J. Brasser (inv.nr. 5, p. 236). Jaar 1789; herh. t/m 1793; ingetrokken 1794. Antwoorden Geen.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 2002 | | pagina 122