150 PRIJSVRAGEN Jaar Antwoorden Motto's Vindplaats Jury Juryrapporten Bekroning Opmerkingen 1816; herh. t/1819; ingetrokken 1824. 1819; 1 (inv.nr. 82, programma 1819). 1821; 2 (inv.nr. 8, p. 19). 1819; a; Video meliora proboque (inv.nr. 82, programma 1819). 1821: b: Novorum multa, sed novi non multum (inv.nr. 8, p. 19). c: Mirari licet, quaesint(inv.nr. 8, p. 19). Motto a: hs. 4363. M.S. du Pui, G. Sandiford, B. de Jonge, J.A. Forster en H.A. Cal- lenfels (inv.nr. 8, p. 19; inv.nr. 64, f. 68). M.S. du Pui veroordeelt 9-8-1819 het antwoord onder motto a scherp (hs. 4065). Antwoord onder motto a wordt ook door Sandifort afgekeurd (hs. 71). Over de antwoorden uit 1821 wordt geen overeenstemming bereikt (inv.nr. 8, p. 201-202), dus geen bekroning. Forster en De Jonge adviseren negatief (hs. 34); G.W. Callenfels, die zijn overleden vader in de jury heeft opgevolgd (inv.nr. 64, stuk 68), geeft een positieve beoordeling in hs. 3961. M.S. de Pui geeft in 1819 een negatief advies over een antwoord op deze vraag; dit moet dus het antwoord onder motto a geweest zijn (hs. 4065). Geen (inv.nr. 8, p. 202). S.A. de Moraaz en B. de Jonge geven beiden deze vraag op. De letterlijke tekst is van De Jonge, maar volgens inv.nr. 98 is die opgegeven in 1817, een jaar na de uitschrijving! Prijsvraag 84 Is er grond om te gelooven, dat de in dit leven beoefende Wetenschappen ook, in het toekomend leven, tot vermeerdering van den gelukstaat der gezaligden zullen kunnen dienen? Zoo ja; welke zijn dan die Wetenschappen, waarop de mensch, naast de kennis van God en zijnen dienst, zich in dit leven vooral behoort toe te leggen, om van derzelver aanvankelijke kennis ook aan gene zijde van het graf de zaligste gevolgen te kunnen hopen? Indiener M.J. de Jonge (inv.nr. 98, nr. 168). Jaar 1816; herh. 1818. Antwoorden 1818: 1 (inv.nr. 80, programma 1818). 1821: 2 (inv.nr. 8, p. 19). Motto's 1818: a: Zoo wat een mensch zaait, dat zal hij ook maaijen (inv.nr. 80, programma 1818). 1821: b: Felicem qui ista jam novit (inv.nr. 8, p. 19). c: Optimarum artium scientia ne mortuo quidem eripiëtur (inv.nr. 8, p. 19). Vindplaats De antwoorden uit 1821 zijn bewaard in inv.nr. 102. Jury M.J. de Jonge, J.H. Gillissen, C.W. Stronck, S. Rekker en D.Th. Huët (inv.nr. 8, p. 19). Juryrapporten Inv.nr. 8, p. 197-200. Bekroning 1824: P. van der Willigen teTiel, goud, motto c (inv.nr. 8, p. 200);

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 2002 | | pagina 152