PRIJSVRAGEN
155
Indiener Niet achterhaald.
Jaar 1821; herh. t/m 1828; ingetrokken 1834.
Antwoorden Geen.
Prijsvraag 92
Welke verbeteringen zijn, in de laatste jaren, hier te lande en elders uitgedacht, ten
aanzien van de toestellen ter brandblussching? Welke derzelve zijn reeds met goeden
uitslag hier en elders ingevoerd? en welke, nog niet aangewende, zouden kunnen
gerekend worden dadelijke invoering te verdienen?
Indiener S. de Wind (inv.nr. 98, nr. 210).
Jaar 1828; herh. t/m 1834; ingetrokken 1837.
Antwoorden Geen.
Prijsvraag 93
Zouden bij de tegenwoordige groote vorderingen in de zamenstelling van werktuige
lijke inrigtingen en aanwending van beweegkracht, ook verbeteringen zijn te brengen
in het werktuigelijke der Meestoven, in welke, tot hier toe, de werkzaamheden van
droogen en stampen worden verrigt door eigenlijke vuurwarmte en paarden? - Zou
den, tot het een en ander, stoomwarmte en stoomwerktuigen, met voordeel, ook
ten aanzien van de bereidingskosten der Meekrap, kunnen worden aangewend? en
hoedanig zoude dan de inrigting van dit alles moeten zijn, om daarvan zoodanige
kennelijke voordeelen te trekken, als bij het tegenwoordig werktuigelijke zamenstel
der Meestoven, en bij de thans gebruikelijke behandeling der Meekrap in dezelve,
niet zouden kunnen verkregen worden?
Indiener J. Snouck Hurgronje (inv.nr. 8, p. 329 en inv.nr. 98, nr. 212).
Jaar 1828; herh. t/m 1834; ingetrokken 1842.
Antwoorden 1835: 1 (inv.nr. 9, p. 142).
Motto Veel zijn we, o, Werktuigkunde! aan uwen raad verschuldigd: Ge
lukkig is het Land dat u naar waarde huldigt (inv.nr. 9, p. I48g).
Jury J.J. Sprenger, C. Vis, P. van Diggelen, P. Pous en J. de Kanter (inv.nr.
9, p. I48g).
Juryrapporten Inv.nr. 9, p. 272-286.
Bekroning Geen (inv.nr. 10, p. 71).
Opmerkingen De schrijver van het ingekomen antwoord wordt in 1837 uitgeno
digd zijn verhandeling toe te lichten voor 1 augustus 1837 (inv.nr.
9, p. 286). Zie over deze toelichting inv.nr. 9, p. 438; dezelfde jury
die het eerste antwoord heeft beoordeeld (inv.nr. 9, p. 396) vindt
de aanvulling onvoldoende (inv.nr. 10, p. 68-69). In 1810 heeft
Jan Cantzlaar al een verhandeling ingediend over het bewaren en
beveiligen van meekrappen, deze verhandeling is bewaard: hs.
4377.