PRIJSVRAGEN
185
het concept afgekeurd omdat de vraag bij de Haarlemsche Maat
schappij reeds beantwoord was.
Conceptprijsvraag 77
Bij geduurzaamheid blijft men ondervinden, dat er in ons vaderland, en vooral in
dit gewest een groot gebrek heerscht aan bekwame persoonen, kundig in het ge-
neezen van zieke beesten, word gevraagd, op welke manier men best, elders in die
wetenschap bestudeerde persoonen, uit andere landen zouden kunnen lokken, om
zig alhier ter neder te zetten, en een school te stichten, waar in jongelingen in die
wetenschap, zodanig grondig wierden onderweezen, dat in tijd-vervolg het gebrek
geheel wierd vervuld?
Indiener C.J. Serlé (inv.nr. 98, nr. 6).
Conceptprijsvraag 78
Daar de ondervinding ten allen tijden op de overtuigendste wijze heeft doen zien,
dat nog de geduurige herhaling, nog de ledigheid der straffen, het getal der misdaden
ooit verminderd, of derzelver aart verzacht hebben; en evenwel de verbetering der
misdadigers (schoon nog de grond van het recht om te straffen, nog het hoofd-oog-
merk der straf alleen uitmakende) bij eene wel ingerichte crimineele rechtspleging
niet geheel uit het oog dient verloren te worden, wordt gevraagd: Welke straffen
meer overeenkomende met den aart en de zwaarte der misdaden - en meer regelrecht
werkende op de beweeg-oorzaak en het voorgestelde doelwit van den misdadiger, in
een welgeordende staat zouden behooren plaats te hebben, (de doodstraf mede als
rechtmatig en noodzakelijk beschouwd zijnde).
Indiener J.A. Modera (inv.nr. 98, nr. 7).
Conceptprijsvraag 79
Waar ter plaatse in ons vaderland, of ten minsten in de naast aangelegenen streeken,
en onder welk soort of classe van menschen, vind men nog heden eenige gewoonten,
zeden en gebruiken in het dagelijksche leven, (spreekwoorden, spelen en vermaken
zelfs niet uigezonderd) welke met eenigen grond van zekerheid of immers van naastbij
komende waarschijnlijkheid, als sporen van den aalouden landaart kunnen worden
aangemerkt. Welke zijn die - en tot welke tijden, plaatzen of zaaken moet derzelven
oorsprong worden terug gebracht?
Indiener J.A. Modera (inv.nr. 98, nr. 8).
Conceptprijsvraag 80
Daar het geschilstuk over het bestaan van een zedelijk gevoel (sensus moralis) of
een aangeboren krachtvermogen of eigenschap der menschelijke ziel, om zonder
het gewoon zedengebruik (immers zonder daarvan bewust te zijn) het zedelijk goed
en kwaad van elkander te onderscheiden, voornamentlijk afhangt van welk, en op
den duur genomen en onbevooroordeelde observatiën, bij kinderen wier jaaren
en vermogens aantoonen dat hunne denkingskracht nog niet ontwikkeld is, word
gevordert: Eene opgave van een genoegzaam aantal voorbeelden en gevallen, alle op
het nauwkeurigst beschreven, met allegatie van tijd, plaats, en jaaren der kinderen,
voor welker waarheid men kan instaan, welke hier ter zake kunnen te stade komen,
en tot grondslagen van vruchtbaare aanmerkingen verstrekken. En wijders gevraagt: