18
F.M. WIBAUT
Afbeelding 3. Houtvlotters van Alberts halen de in het water drijvende balken bij elkaar.
Foto Zeeuws Documentatiecentrum.
Wibaut kreeg een aanzienlijk financieel belang in de firma Alberts. Hij was vanaf
1883 een 'werkende', hoofdelijk voor het geheel aansprakelijke vennoot, evenals zijn
medefirmanten Alberts, Ghijsen en Alexander Willem Berdenis van Berlekom. De
laatste trad in dezelfde tijd als Wibaut als vennoot tot de onderneming toe. Berdenis
was een neef van Wibauts vrouw Mathilde en een goede vriend van Wibaut zelf. Zij
hadden samen op de handelsschool in Amsterdam gestudeerd en waren in die tijd
kameraden geworden. Wibauts moeder, die na het overlijden van haar echtgenoot
diens belang in de houthandel had overgenomen, was een commanditaire vennoot en
trad dus alleen als geldschietster op. Zij stond in 1883 in de boeken voor 37.500.
De oudste eigenaar van het bedrijf, Gerardus Alberts, had 100.000 ingebracht,
waarvan voor een bedrag van 85.200 aan onroerende goederen. Dit waren de
bedrijfsgebouwen en -terreinen. Berdenis van Berlekom bracht 25.000 aan con
tanten in en Wibaut 12.500. Vennoot Ghijsen bracht geen geld in, alleen zijn
'nijverheid'. In totaal bedroeg het bedrijfskapitaal in 1883 dus 175.000, waarvan
Wibaut zo'n 7% had ingebracht.30
Wibaut ontving in het eerste jaar als vennoot 2.500 en daar bovenop een rente
van 5% over het door hem ingebrachte kapitaal. Ook Alberts en Ghijsen ontvingen
dit salaris. Berdenis van Berlekom was minder direct bij het fabrieksbeheer betrokken
en ontving daarom minder honorarium, namelijk 1.250 per jaar. De rente van
5% over het gestorte kapitaal werd uit de winst betaald. Indien er nog winst zou
overblijven, zou dit aan de vennoten worden uitgekeerd. De drie meest betrokken
vennoten, namelijk Alberts, Ghijsen en Wibaut, ontvingen dan elk eenvijfde deel.