202
PRIJSVRAGEN
van ons zevenvoudig Gemeenebest volkomener kennen. Daar ieder
gewest toch een op zich zeiven bestaand Gemeenebest was, had het
zijne bijzondere, dikwijls met die der overige moeijelijk overeen te
brengen belangen. De maatregelen in het bestuur bij elk werden
gewijzigd door die belangen, welke in de ligging en grondgesteld-
heid des lands, in de daarmede in verband staande voorname
takken van bedrijf der ingezetenen, en derzelver oude zeden en
gewoonten haren grond hadden.- Dit alles had ongetwijfeld aan
den eenen kant eenen aanmerkelijken invloed op de bondgenoot
schappelijke gesteldheid des gemeenen vaderlands, en maakte aan
den anderen kant verscheidene voorvallen en gebeurtenissen in de
gevolgen voor verschillende gewesten bijzonder merkwaardig. De
onderzoeker der vaderlandsche geschiedenis zou dit alles gaarne in
verband en samenhang doorzien, doch gevoelt hier tot heden eene
grote belemmering, dikwijls aanmerkelijke gapingen, bij gemis van
toereikende bronnen van kennis. Het heeft zekerlijk wel nooit in
eenig gewest aan staatsmannen en liefhebbers ontbroken, die der
zaken van hun bijzonder gewest te overkundig waren, om, zij het
geen zij voor zich zeiven hadden opgespoord en leeren kennen,
openlijk hadden willen mededeelen, aan deze behoefte misschien
volkomen te kunnen voldoen. Maar wie heeft dit opzettelijk ge
daan? en ligt niet vermoedelijk de oorzaak, dat dit niet geschied is, in
zekere voorzigtigheid en behoedzaamheid, welke, schoon misschien
te verre getrokken, de staatkundige gesteldheid des lands als van
zelve scheen te raden. Dan daar alle deze en soortgelijke redenen
hebben opgehouden, daar het zelfs geschapen stont dat even gelijk
voorhenen de hertogelijke, gravelijke en bisschoppelijke geschie
denis der gewesten, zoo ook eerlang de bondgenootschappelijke
geschiedenis van het Gemeenebest der Nederlanden, en van ieder
der landschappen in het bijzonder zal beschouwd worden als een
tak van oudheidkundig onderzoek, waarbij de liefhebber zich over
iedere duisterheid en gebrek aan volledigen kennis zal beklagen, is
het mij voorgekomen, dat dit stuk thans eene bijzondere opmerking
verdient, om zoo veel mogelijk ons en de nakomelingschap voor
vergeefsche klagten te beveiligen. Thans leven in ieder gewest nog
mannen, die in de zaken en geschiedenis huns bijzonderens zoo wel
als des algemeenen vaderlands bedreven, de bijdragen die men kan
verlangen, of zeiven zouden kunnen leveren, of andere werkzamen
liefhebbers daarmede voorzien - Vele merkwaardige bijzonderheden
zijn bij overlevering nog in levendige geheugenis - en het geen
vooral gewigtig is, alle resolutieboeken en oorsprongelijke stukken
en papieren der voormalige hoogere en lagere staatscollegien in ieder
gewest, zijn nog voorhande en de toegang tot dezelve zal voor den
weetgierigen onderzoeker wel niet zoo moeijelijk meer te verkrijgen
zijn; terwijl die oorkonden naderhand zoo ligt, het algemeen lot
zullen kunnen ondergaan, om, als niet meer van dadelijk gebruik,
vergeten en verwaarloosd te worden (inv.nr. 98, voor nr. 97).