PRIJSVRAGEN 207 doorgaat; zoo vraagt men, zijn de deswegens bekende waarnemingen toereikend, om daaruit met zekerheid dit verschijnsel te kunnen afleiden? Zoo ja: welke is dan de oorzaak van dit verschijnsel, en welke regelen of wetten hebben daar bij plaats? Zoo neen: welke waarnemingen zouden er nog moeten gedaan worden, om hier omtrent tot eene meerdere zekerheid te geraken? (a): Phil. Transact. Vol. LLX- Dr. Percival, Esfaijs Medical Philosophical and Experimentae. Haarlem, Maatsch. XIX deel, 2e stuk, bl. 227. En Memoires of the Phil. Societij of Manchester. Vol. IV, S.I, p. 172. Indiener J. Florin (inv.nr. 98. nr. 120). Conceptprijsvraag 179 Dewijl ondanks het ongunstig berigt opzigtelijk het dierlijk magnetismus, hetwelk de twee commissies van het Geneeskundig Genootschap van de Akademie van Wetenschappen en de geneeskundige faculteit te Parijs benoemd, gegeven hebben, waarin hetzelve als niet bestaande, en de magnetische genezingen als een gewrogt der verbeeldingskragt beschouwd worden, en de voornaamste natuur en geneeskundigen zich toen overeenkomstig dit berigt verklaarden- het dierlijk magnetismus in onze dagen nog verdedigers vindt, zelfs voorname geneesheeren, zoo als Sprengel, Heise land, Reil, en meerdere anderen, zich ten gunste van hetzelve verklaren, en de won derbare verschijnselen, in 't bijzonder van de magnetische slaap, of den toestand der zogenoemde clairvoijants, waarvan Puisigur het eerst bericht gegeven heeft, verhaalt, uit de werking van het galvanismus, van de electriciteit of andere kragten pogen te verklaren, heeft het genootschap een nader onderzoek hieromtrend voor niet overtol lig beschouwd en geeft dus als prijsvraag op: Zijn de proeven en waarnemingen door Mesmer, D'Estor, de gebroeders Puisegur, Oostertag, Wertolt en meerdere anderen opzigtelijk het dierlijk magnetismus gedaan, voor waar te houden? en zoo ja, heeft men nodig dezelve aan eene bijzondere eigenaardige kragt toe te schrijven, of kunnen dezelve beschouwd worden als gewrochten der verbeelding, der zucht tot navolging, of iets dergelijks, waaruit zoude blijken, dat het bestaan van het dierlijk magnetismus moest ontkend worden. Doch in het tegenovergestelde geval, welke zijn de gewigtigste en meest afdoende daadzaken, welke de wezenlijkheid van het dierlijk magnetismus aantoonen.- en hoe kan men uit deze daadzaken opmaken, hoedanig die kragt zij, welke hier ten grondslag ligt, naar welke wetten, en op welke wijze zij werken, welke overeenkomst zij hebben met die der electriciteit en van het galvanismus, of zij al of niet als eene bijzondere wijziging van dezelve te beschouwen zijn? Indiener J.F.L. Schroder (inv.nr. 98, nr. 121). Conceptprijsvraag 180 Hebben er met betrekking tot het oordeelkundig en beoeffenend gedeelte der ver loskunde (Ars obstetricia) eenige wezenlijke vorderingen zints de laatst verlopen vijftig jaren plaats gegrepen? Zoo ja, waarin bestaan dezelve, en welk algemeen nut is daarvan te trekken? Indiener J.W. Cranen (inv.nr. 98, nr. 122). Conceptprijsvraag 181 Dewijl de benoeming der verschillende ongesteldheden des menschelijken ligchaams, in veele gevallen slechts een hoofdsijmptoma (zooals bijvoorbeeld astma, hijdrop- hobia, aphonia, dijspepsia, dijsphagia etc.) en geenszints den wezenlijken aard der

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 2002 | | pagina 209