F.M. WIBAUT 19 Het tweevijfde deel dat overbleef, zou worden omgeslagen over het gestorte kapitaal en aan alle vennoten, dus ook aan Berdenis van Berlekom en de weduwe Wibaut, als verhoging van rente worden uitgekeerd. Dit was de formule die men tot 1885 hanteerde. Voor de jaren daarna gold een andere verdeelsleutel. Alberts, Ghijsen en Wibaut ontvingen vanaf dat moment ieder twee-elfde en Berdenis van Berlekom eenelfde deel. Het restant zou als voorheen over het gestorte kapitaal worden ver deeld. Indien er verliezen werden gemaakt, dienden de vennoten bij te storten in verhouding tot het ingebrachte kapitaal.31 De vennoten Alberts, Ghijsen en Wibaut speelden elk een eigen rol in het Mid delburgse maatschappelijk leven. Met Ghijsen deelde Wibaut diens betrokkenheid bij de situatie van de arbeidersklasse. Ghijsen, die in Maastricht was geboren, stamde net als Wibaut uit een katholiek gezin met een liberale oriëntatie. Zij zullen zich om meerdere redenen gelijkgestemde zielen hebben gevoeld. Ghijsen voelde net als Wibaut geestverwantschap met de Engelse Fabians en was vanuit die gedachte actief in het sociale werk in Middelburg. Wibaut heeft zich echter altijd nadrukkelijker naar buiten gepresenteerd. Net als Alberts was Ghijsen meer in de lokale en regionale circuits actief. Alberts lijkt een echte filantroop; hij was regent van een van de Mid delburgse weeshuizen en trakteerde de wezen jaarlijks op een boottochtje over de Zeeuwse wateren. Ghijsen was in de jaren negentig lid van de commissie van toezicht op de scholen voor lager onderwijs te Middelburg. Zowel Alberts als Ghijsen waren lid van de Kamer van Koophandel in Middelburg, destijds het belangrijkste orgaan ter behartiging van de belangen van het bedrijfsleven. Alberts werd in 1881 in de Kamer gekozen en had daarin zitting tot in 1903 Ghijsen werd benoemd. Tien jaar later werd Ghijsen voorzitter van de Kamer van Koophandel.32 Wibauts belang in de vennootschap zou in de loop van de jaren steeds verder toe nemen. In 1893 stortte hij 25.000 in het bedrijfskapitaal, waardoor zijn aandeel op 37.500 kwam. Dat was precies 15% van het bedrijfskapitaal. Na het overlijden van de weduwe Wibaut in 1895 zetten haar erfgenamen de deelneming in de ven nootschap voort. Dat betekende dat naast Floor Wibaut als werkende vennoot zijn broers en zussen gezamenlijk als commanditaire vennoot eveneens bij de houthandel waren betrokken. Als gemachtigde van hen trad Floors broer Clemens op. Hij was kassier te Vlissingen. Wibaut verdubbelde zijn aandeel in de houthandel toen Berde nis van Berlekom in 1896 uittrad. Berdenis had 50.000 ingebracht. Hij kreeg dit kapitaal terug in vijf halfjaarlijkse termijnen. De bestaande vennoten deden extra stortingen om het gat te dichten. Wibauts aandeel kwam op 75.000. Hij had daarmee, evenals Ghijsen en de erfgenamen van de weduwe Wibaut, eenvijfde deel ingebracht. Alleen Alberts stond voor tweevijfde deel in de boeken.33 Al die tijd was het bedrijf een vennootschap onder firma gebleven. In 1899 volgde de omzetting in een naamloze vennootschap, een logisch gevolg eigenlijk van de expansie die in de jaren tachtig was ingezet. De juridische vorm van de naamloze vennootschap leende zich goed voor het bijeenbrengen van meer kapitaal. Ook der den konden nu immers aandelen nemen. Dat gebeurde onder meer door mensen en ondernemingen waarmee men nauwe handelsrelaties had, zoals de heer J. Wesseling, die meteen drie aandelen nam en de firma Bontekoning Aukes, een jaar later goed voor tien aandelen. Bovendien vormde de rechtsvorm van de naamloze vennootschap een betere waarborg voor de continuïteit van het bedrijf. Houthandel Alberts was de eerste houthandel in Nederland die als naamloze vennootschap te boek stond.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 2002 | | pagina 21