216 PRIJSVRAGEN niet wil wagen door andere handeldrijvende natiën te worden voorgekomen? Indiener M.J. de Jonge (inv.nr. 98, nr. 162). Conceptprijsvraag 218 Hoe moet men de eigennamen van andere talen in de onze uitspreeken zonder aan de eene zijde, die vreemde woorden te verminken, en met vermijding, aan de andere zijde, van gemaaktheid en vertoon van kennis dier talen? Staat de smaak hier eene middelweg toe, en welke? Indiener M.J. de Jonge (inv.nr. 98, nr. 163). Conceptprijsvraag 219 Het Genootschap verlangt een eerpenning aan den schrijver eener geschiedenis der wareld te mogen aanbieden, welke, uit een ander oogpunt beschouwd dan tot heden geschied is, onder enkele aanstipping van overwinningen: tractaten, en dijnastien, het lot des stillen burgers, gedurende de volgreeks van zooveel eeuwen nagaan en dit bij alle de natiën tot op het tegenwoordig tijdstip zouden beschrijven. Een ont wikkeling van den voortgang der wetenschappen, en vooral van den verzagtende invloed derzelve op den aard en zeden der volkeren, word hierbij verlangd met een opmerkzaam stilstaan bij de middelen welke de regeering van alle tijden hebben aangewend om 't volk te beschaven en den kleinen ingezeeten met eenige weten schappen bekend te maken. Indiener M.J. de Jonge (inv.nr. 98, nr. 164). Conceptprijsvraag 220 Door het geen Rusland ter redding deed van Europa en ons vaderland, nog meer door 't huwelijk zijner jongste grootvorstin met den erfprins van Nederland, is ons dat machtig rijk en zijne geschiedenis meer belangrijk geworden. Deze laatste wenscht het Genootschap, zedert Wasilei Iwanowicz, vader van Iwan de Czar, die anno 1533 begon te regeeren tot aan den tijd waarin Peter de Groote de reis aannam om zijn volk, bij de deugden die het reeds bezat, de beschaafdheid van andere volkeren te schenken; verder word vooral eene beschrijving verlangd, van de vorderingen eerst aldaar door de wetenschappen van allen aart gemaakt en de staat waarin die heeden zijn, met de gedachten des schrijvers over het voordeel dat thans wederkeerig het westelijk Europa, en ook ons land waar de groten Keizer zoo veel leerde kennen, zich van die glansrijke vorderingen, door het aanleggen van wetenschappelijke cor- respondentiën of andere middelen, zouden kunnen beloven. Indiener M.J. de Jonge (inv.nr. 98, nr. 165). Conceptprijsvraag 221 Bepalingen hoeveel een behoeftigen, die gezond is, maar door jaren of gebreken niet kan arbeiden.- Hoeveel zoo een paar menschen, met één kind- met twee- met zes kinderen, in de week nodig hebben, zoude misschien de ware bazis aangeven, tot de uitdeelingen aan den armen, onder billijk aftrekken van het geene anderen, die tot den arbeid geschikt zijn, daardoor verdienen, of konden verdienen, en met menschlievend in achtnemen van elke ontschuldigende omstandigheid. Welke is de hoogte der sommen van behoefte in deze provincie, en hoeveel kan een man, die geen eigentlijk ambacht heeft, gerekend worden, in de week te winnen? hoeveel

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 2002 | | pagina 218