28 F.M. WIBAUT problemen gaf. In 1897 werd voor het eerst geklaagd over de hoge aanvoerprijzen van hout uit het gebied rond de Oostzee. Ook in 1900 stegen de inkoopprijzen van hout uit het noorden van Europa sterk, waardoor vooral de detailverkoop van deze houtwaren in de naaste omgeving niet lonend was. Een jaar later kampte de NV Houthandel met een scherpe daling van de verkoopprijzen van Noordeuropees hout. De verminderde opbrengsten daarvan konden in de meeste gevallen goedgemaakt worden door de handel in andere houtsoorten.59 Het meest geprofiteerd heeft de firma Alberts van de industriële expansie en de ontwikkeling van de infrastructuur in binnen- en buitenland aan het eind van de negentiende en begin van de twintigste eeuw. Onder de klanten bevonden zich aannemers, spoorwegmaatschappijen, gemeenten en waterstaatsdiensten, metaal- en machinefabrieken, steenfabrieken, zuivelfabrieken en suikerraffinaderijen. Ook ambachtslieden als wagenmakers en meubelmakers rekende men tot de klanten en zelfs andere houthandelaren, aan wie iepen werden geleverd.60 Houthandel Alberts sprong handig in op de toenemende vraag naar hout dat bij de bouw en het onderhoud van fabrieken en infrastructurele werken nodig was. Door een breed assortiment te voeren, had men een gevarieerde klandizie. Het vertrouwde grenenhout en vurenhout werd voornamelijk gebruikt door timmer lieden, die het grenenhout toepasten voor buitentimmerwerken als kozijnen en deuren en het vurenhout voor binnentimmerwerk. De houthandel leverde onder meer Amerikaans grenen en vurenhout voor de bouw van het Liefdegesticht te Eer- sel, vurenhout voor de bouw van de psychiatrische inrichting Vrederust te Bergen op Zoom, vuren en grenen voor het kazernegebouw in Bergen op Zoom, vuren en pitchpine - een grote order - voor de katholieke kerk in Teteringen en, dichter bij huis, voor het armweeshuis aan de Herengracht in Middelburg. Vooral vurenhout was veel gevraagd vanwege het zeer veelzijdige gebruik. Het werd bijvoorbeeld ook toegepast in de scheepsbouw, kastenmakerijen en als paalhout. Al even veelzijdig in gebruik was eikenhout. Op vrij grote schaal werd dit als dwars liggers en wisselhout voor spoorbanen toegepast. De houthandel leverde het onder meer aan de Maatschappij tot Exploitatie van Staatsspoorwegen te Rotterdam, de Nederlandse Fabriek van Werktuigen en Spoorweg Materieel in Amsterdam en aan de NV Constructie Werkplaatsen te Winschoten, die in opdracht van de Hollandse IJzeren Spoorweg Maatschappij in Amsterdam werkzaamheden uitvoerde. De hardere en stuggere soorten eikenhout werden bij waterbouwkundige werken gebruikt voor paal- en steigerwerk en brugdekken. Voor een brug in Westervoort werd in 1899 eikenhout geleverd, een jaar later voor een brug in Spijkenisse. De beste soorten eikenhout waren bestemd voor de meubelmakerij en voor fijn timmerwerk, terwijl goede kwaliteit eikenhout ook in de scheepsbouw en de wagenmakerij afzet vond. In 1899 leverde houthandel Alberts ook eikenhout voor vierhonderd kolenwagons aan de Société Anonyme de Travaux Dyle Bacalan in Leuven. Ook iepenhout was een populaire houtsoort, omdat het heel taai is en zich ge makkelijk in alle richtingen laat buigen zonder te splijten. Het werd veel gebruikt in wagenmakerijen en kuiperijen en bij grotere werken in de scheepsbouw (voor allerhande gebogen werk) en de waterbouw (voor brugdekken). Alberts leverde iepenhout onder meer voor brugstroken in Rotterdam en Duisburg, maar ook voor oestervaten, zeepfust, boterbakken in de zuivelindustrie en bodems van steenvormen in steenfabrieken. Omdat het Zeeuwse iepenhout zo goed bekend stond, verhandelde

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 2002 | | pagina 30