F.M. WIBAUT
29
de houthandel heel wat onbezaagd iepenhout naar andere delen van het land. Grote
klanten, meest houthandelaren, bijvoorbeeld in Waddinxveen en Uitgeest, bestelden
duizenden bomen tegelijk. Deze werden in een aantal partijen met schepen naar de
klant getransporteerd.
Het uit Amerika afkomstige grenen, en pitchpine in het bijzonder, veroverde een
plaats in de scheepsbouw en werd ook bij de bouw van wagons en bij waterbouw
kundige werken gebruikt. Pitchpine werd veel aan metaal- en wagonfabrieken in
België en Duitsland verkocht. Een groot deel daarvan diende als vloerdelen voor
wagons. Voor de Belgische markt was tussenpersoon Toussaint Yannart uit Uccle
verantwoordelijk voor veel bestellingen. Houthandel Alberts leverde voorts in 1899
aan De Schelde in Vlissingen pitchpine-balken voor het opperdek en het tussendek
van de SS Koning Willem II. En zelfs de Groote Sociëteit te Bergen op Zoom wist
in dat jaar de Middelburgse houthandel te vinden voor 24 meter pitchpine, bedoeld
voor een kegelplank voor de vereniging.
Eikenhout en Amerikaans grenenhout werden in de waterbouwkundige werken
verdrongen door de Australische houtsoorten karri en jarrah en het (Demerara-)
greenhearthout. Deze houtsoorten onderscheidden zich van hun voorgangers door
stevigheid en duurzaamheid. Beide eigenschappen waren van groot belang in de
waterbouw. Het Demerara-greenhearthout werd het grote succesverhaal van de
houthandel Alberts. Als eerste in Nederland leverde de firma in 1883 Demerara-
greenheartpalen voor een waterbouwkundig werk. Het ging hier om vervanging van
door paalworm aangetaste eiken palen van een steiger te Walsoorden, in opdracht
van Provinciale Waterstaat. Ook in latere jaren werden eiken palen van deze steiger
vervangen door in totaal 26 Demerara-greenheartpalen. Na de eerste toepassing van
deze nieuwe houtsoort werden ook de belangrijkste constructiedelen van de meeste
aanlegsteigers voor stoomboten in Zeeland vernieuwd en uit Demerara-greenheart op
getrokken, evenals delen van de steigers te Zijpe, Stavenisse, Katse Veer en Kortgene.
Geheel nieuwe steigers in Borssele en Wolphaartsdijk kregen Demerara-greenheart
paalwerk. Ook voor verschillende uitwateringsluizen van polders werden de deuren
van deze houtsoort gemaakt.61
Opvallend was dat de introductie van het Demerara-greenhearthout begeleid werd
door nauwgezet technisch onderzoek naar hoe het hout zich in de jaren daarna
gedroeg. De resultaten daarvan werden gepubliceerd in een aantal door houthandel
Alberts uitgegeven brochures, waarin informatie uit vakbladen en praktijkervaringen
van ingenieurs werden opgenomen. Al eerder hadden de Britten gunstige ervaringen
opgedaan met het groenharthout. Overigens maakte men bij Alberts een onderscheid
in geelhart, Surinaams-groenhart en Demerara-groenhart. De laatste was in menig
opzicht van betere kwaliteit dan zijn Surinaamse naamgenoot. Vooral de uiteenlo
pende resultaten die het Surinaams groenhart liet zien na aantasting door paalworm
deed houthandel Alberts besluiten in groenhart uit Demerara te handelen.62
Het Demerara-greenheart onderscheidde zich van het tot dan toe in waterbouw
kundige werken veel gebruikte eikenhout door de langere levensduur. Paalworm kon
niet diep in het Demerara-greenhearthout doordringen, terwijl een eiken paal volledig
vermolmde nadat deze door paalworm was aangetast. De kosten voor onderhoud
en vernieuwing waren na gebruik van Demerara-greenheart dus buitengewoon laag,
omdat het hout zo lang goed bleef. De levensduur van eikenhouten sluisdeuren
bedroeg 25 tot 30 jaar en kon door toepassing van Demerara-greenheart tot zeker