30 F.M. W1BAUT het dubbele worden verlengd. Geen wonder dat de afzet van deze houtsoort voor gebruik bij waterbouwkundige werken snel groeide. In Nederland bracht houthandel Alberts het Demerara-greenhearthout met succes op de markt. De commerciële activiteiten van de onderneming wierpen al snel vrucht af. Van de kleinschalige toepassing in het begin, toen met name op de regionale afzetmarkt werd geopereerd, verbreedde men de afzet van het Demerara-greenheart in de jaren daarna zowel wat de aard van het werk als wat de reikwijdte van de afzetmarkt betreft. Niet alleen paal- en steigerwerken maar ook grote sluisdeuren werden in Demerara-greenheart uitgevoerd. Tot ongeveer 1850 was Nederland toonaangevend geweest in de ontwikkeling van de sluizenbouw, daarna had het zijn leidende positie af moeten staan aan andere landen. Nieuwe toepassingen aan sluizen waren voor een deel afgekeken uit het buitenland en kwamen dan vele jaren later in Nederland terecht. Dat gebeurde ook met het De merara-greenhearthout. Daarmee had men in Engeland al decennialang ervaring toen de eerste sluisdeuren in Nederland van deze houtsoort werden vervaardigd. Dat gebeurde in 1894 voor de sluizen te Vlissingen. Het hout werd geleverd door Alberts. Daarna stroomden de bestellingen bij deze houthandel binnen. De ene keer ging het om groenhart voor de zuidelijke vloedsteiger op de oostelijke basaltkade van de buitenhaven van het Kanaal door Walcheren te Vlissingen, voor een dukdalf in Bruinisse of de sluizen in Wemeldinge, de volgende keer om de zeehaven te Nieuwediep, dukdalven in de haven van Delfzijl of twee sluisdeuren in Vreeswijk. Zelfs één beslagen groenhartpaal die op Terschelling nodig was, kon geleverd wor den. Begin jaren negentig leverde houthandel Alberts ook Demerara-greenheart in het buitenland. Deze partijen waren onder meer bedoeld voor de vervanging van sluisdeuren in België (Nieuwpoort en Oostende) en Frankrijk (Le Havre). Men ging met de verkoop van greenheart zelfs nog dieper Europa in. In 1910 leverde de NV Houthandel per schip vanuit Antwerpen zes beslagen groenhartpalen voor werken aan de haven van Cadiz. Enkele maanden later werd uit Bergerac een order voor groenhartpalen ontvangen.63 Van de Surinaamse houtsoort manbarklak, die in 1900 voor het eerst werd aan gevoerd, had de houthandel even grote verwachtingen. Die werden echter niet waar gemaakt. Manbarklak was goed bestand tegen paalworm en was daarenboven voor treffelijk timmerhout. Toch liep de verkoop niet goed. Ingenieurs van de waterstaats diensten waren in beginsel bereid het manbarklak voor paalwerken te gebruiken. Wanneer zij echter voor de keuring van het hout verschenen, vonden zij slechts een klein deel geschikt van wat de houthandel uit voorraad in passende afmetingen kon aanbieden. Alleen na vergaande sortering en herhaalde bewerking van het hout kon het gewenste geleverd worden, hetgeen de kosten hoog deed oplopen. 'Zoo hebben wij van dezen nieuwen Surinaamschen vriend nog weinig vreugde beleefd', werd in 1904 genoteerd.64 Ten slotte moet in het houtassortiment van Alberts het teakhout vermeld worden. In 1899 werden bijvoorbeeld teakdekdelen en moulmain-teakplaten aan de Javasche Bosch Exploitatie Maatschappij geleverd en in 1909 moulmain-teakplaten aan Les Ateliers Métallurgiques te Nijvel. De afzet van teakhout was voor Alberts marginaal. Vanwege de hoge kosten werd dit hout ook niet op grote schaal gebruikt. Het was zeer geschikt voor buitenwerk waar het hout ondanks de inwerking van de felle zon niet mocht scheuren of krimpen. Verder werd het toegepast bij betimmeringen op

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 2002 | | pagina 32