De conceptprijsvragen
PRIJSVRAGEN
75
verminderen. In hun epistel bevalen de briefschrijvers ook aan de vragen duidelijk
te formuleren en alleen die vragen op te geven welke binnen het eigen Genootschap
beoordeeld konden worden. Dat 'duidelijk formuleren' was geen overbodig advies;
dikwijls komen we in juryrapporten de opmerking tegen dat auteurs sommige za
ken te uitgebreid en juist andere kwesties helemaal niet behandelen, vaak omdat
de oorspronkelijke vraag niet helder genoeg was gesteld. Tot slot moest volgens de
voornoemde briefschrijvers een prijsvraag nuttig zijn voor het vaderland of een deel
daarvan. In de praktijk stond meestal het nut van Zeeland voorop.
Vanaf de oprichting van het Zeeuws Genootschap konden door alle directeuren
en leden conceptprijsvragen worden ingediend. De leden van het Perpetueel Com-
mitté, en na 1784 ook de leden van het Middelburgsch Departement, zochten de
in hun ogen geschikte vragen uit en legden deze vervolgens voor aan de Direc
teurenvergadering. Op de Algemene Vergadering werd dan een definitieve keus
gemaakt en bepaald welke vragen in het programma zouden worden opgenomen.
De conceptvragen uit de jaren 1769 tot 1802 zijn zoveel mogelijk verzameld uit
notulen en correspondentie. Aangezien de notulen tussen 1775 en 1782 ontbreken
en de correspondentie ook niet volledig bewaard lijkt te zijn, zullen echter niet alle
concepten achterhaald zijn.
Na de verhuizing van het Genootschap naar Middelburg in 1801 werd een ver
nieuwd reglement voor het Perpetueel Committé vastgesteld, waarin onder andere
als werkzaamheden van dat Committé worden genoemd: 'Bijzonder praeadviseert
het op de ingekomene prijsantwoorden, het ontwerp der concept-prijsvragen'.22 Op
13 september 1802 komen we voor de eerste maal in de notulen de namen tegen
van commissieleden die uit de ingezonden conceptprijsvragen de geschikte zullen
sorteren die in het programma zullen worden afgedrukt. De commissie bestaat
dan uit de directeuren J.H. Schorer, J.A. Becius en P. Ackermans, respectievelijk
pensionaris, schepen en directeur van de Wisselbank te Middelburg. Verder namen
zitting in de commissie de leden W.J. Zillesen, rector van de Latijnse School te Mid
delburg, G.J. Lafont, predikant te Middelburg en J. de Kanter, notaris in Zierikzee.
Tenslotte werd de commissie gecompleteerd door president N.C. Lambrechtsen en
secretaris A. Drijfhout. Tijdens deze vergadering deed Lambrechtsen het voorstel
om voortaan ook directeuren en leden buiten Walcheren aan te schrijven met het
verzoek om conceptprijsvragen in te sturen. Dit voorstel werd direct als resolutie
overgenomen.23
Uit de periode na de verhuizing van het Genootschap naar Middelburg zijn twee
cahiers bewaard met voorgestelde vragen uit de jaren 1802 tot ongeveer I860.24 In
het eerste cahier zijn tot 1817 de jaren waarin de concepten worden voorgesteld
vermeld, daarna gebeurt dat zeer sporadisch. In het tweede cahier, dat begint in 1841
worden helemaal geen jaartallen meer opgegeven.25 In hoeverre de in dit overzicht
aangegeven jaren betrouwbaar zijn, is nog maar de vraag. Er verschijnt bijvoorbeeld
in het programma van 1816 een prijsvraag over oude en nieuwe medicijnen, waarvan
we het concept al zijn tegengekomen in 1805.26 Hetzelfde concept wordt in 1817
nogmaals - maar nu door een ander - ingediend en ook onder een ander nummer