94
PRIJSVRAGEN
medaille. Ook antwoord onder motto a, dat een zilveren medaille
werd toegedacht, was van een lid van het Genootschap, Ph. Fermin,
die de beloning dus ook niet in ontvangst mocht nemen (inv.nr. 60,
f. 303). Beide verhandelingen zijn wel gepubliceerd: Verhandelingen
ZGW1775, IV, p. 1-117, 319-416. Het antwoord van Fermin is
door Boddaert uit het Frans vertaald (inv.nr. 4, p. 232). Zie voor
publicatie ook Verhandelingen ZGW 1789, XII, tweede stuk: 'Be
redeneerd register', p. 67-71. De juryleden Hennert en Ploos van
Amstel hebben beiden kritiek op de vraagstelling. Hennert heeft
bovendien aanmerkingen op de mededinging door leden van het
Genootschap, zoals op Van Iperen, die de vraag ook nog zelf heeft
opgegeven (inv.nr. 60, f. 321). In hs. 1478 is een brief bewaard d.d.
3-9-1770 van I.Winckelman aan (vermoedelijk) J.W. te Water over
drie door Van Iperen voorgestelde prijsvragen, waarbij ook deze zal
geweest zijn.
Prijsvraag 4
Hoe konnen de vallen of grondbraken in de zee-dyken, voornamelyk die der Provincie
Zeeland, best en minst kostbaar voorgekomen worden?
Indiener
Jaar
Antwoorden
Motto's
Vindplaats
Jury
Juryrapport
Bekroning
Publicatie
Opmerkingen
Bestuur ZGW (zie prijsvraag 2).
1771.
1772: 2 (inv.nr. 4, p. 31, 125).
a: Dit dient ten nutte van het strand; Behoud voor zeedijk, slik en
zand (inv.nr. 4, p. 31).
b: Uijt zugt voor Zeeland (inv.nr. 4, p. 125).
Motto a: hs. 4113; motto b: hs. 4114, onder de titel: Pogingen
om aan te wyzen hoe men op eene min kostbaarder wyze als men
gewoon is werken kan op de Zeeuwsche stranden tot bewaaringe
van de duinen (zie inv.nr. 4, p. 137-138).
A.I. Hurgronje; hij krijgt de opdracht het advies van deskundigen
in te winnen (inv.nr. 3, p. 259-260).
Rapport over beide antwoorden door Hurgronje in inv.nr. 4, p.
145.
Geen (inv.nr. 4, p. 154).
Geen.
De provincie Zeeland blijft enorme schade lijden door de vele
vallen, grondbraken en het afnemen van duinen en stranden. In
hetzelfde programma 1771 wordt prijsvraag 5 gepubliceerd. Ook
een oplossing voor problemen die zijdelings betrekking hebben op
de vragen 2, 4 en 5 wordt op prijs gesteld. Verschillende personen
hebben commentaar of hun visie op genoemde prijsvragen gegeven;
sommigen, zoals Meuschen en Le Francq van Berkheij, zijn reeds ge
noemd onder de opmerkingen bij prijsvraag 2. In 1772 (inv.nr. 60,
f. 181) schrijft laatstgenoemde nog dat hij enkele 'waarnemingen'
wil sturen, in de hoop dat men er wat aan heeft. In 1773 stuurt J.
Dingmans aanmerkingen op de antwoorden op de prijsvragen 2 en