102
EUROPESE VISIES OP WEST-AFRIKANEN
de achttiende eeuw worden gevormd door de tijdsgeest uit de desbetreffende peri
ode. De 'grondvesten voor die beeldvorming verwijzen naar de kennisoverdracht
over Afrika en zijn bewoners uit het verleden en de plaats die de zwarte reeds lang
innam in het mentale denkkader.
De 'grondvesten' van de Europese beeldvorming over West-
Afrikanen
Door welke denkbeelden en tijdsgeest werden de West-Afrikareizigers uit de
zeventiende en achttiende eeuw beïnvloed? Welke kennis hadden ze over het
gebied en zijn bewoners? Die twee aspecten bepaalden in essentiële mate het beeld
dat de Europese West-Afrikareizigers zich vormden over de West-Afrikanen en
hun cultuur en samenleving. De zwarte had inderdaad reeds een plaats verworven
in het cognitieve en mentale referentiekader van de Europeaan. Daarom is het
belangrijk de beeldvorming op een structurele manier te benaderen en na te gaan
of de Europese beeldvorming over de West-Afrikaan in de zeventiende en de acht
tiende eeuw kadert in dit bestaande Europese discours over zwarten en ruimer over
de 'andere'. Zeventiende-eeuwse reizigers naar West-Afrika konden steunen op de
geografische en etnografische kennis over West-Afrika, die ze hadden geërfd uit de
klassieke oudheid, van Arabische reizigers uit de Middeleeuwen en van Europese
reizigers uit de vijftiende en de zestiende eeuw. De geografische kennis van de
West-Afrikaanse kustgebieden was in de zeventiende eeuw dus vrij accuraat. De
beeldvorming over Afrika kan gezien worden als een uitingsvorm van een oud
Europees discours over de 'andere'; ze kadert in een lange traditie van voorstellin
gen over de wilde marges van de bekende en beschaafde wereld. Bij de beeldvor
ming over de 'andere', over het onbekende, herhalen zich steeds dezelfde basispa
tronen, of het nu gaat om de monsterwezens die Plinius de Oudere beschreef in
zijn Naturalis Historia, om de middeleeuwse in de wouden gesitueerde wildeman
of de halfdierlijke bewoners van de Nieuwe Wereld. De Europese houding tegen
over onbekende volkeren werd steeds gekenmerkt door een fundamentele ambi
valentie. Enerzijds uit de Europeaan een gevoel van superioriteit en vijandigheid
tegenover de 'andere', anderzijds ontdekt hij in hem kwaliteiten die hij in zijn
eigen maatschappij mist.' De gedragslijn waarbij men de ander minderwaardig
acht, wordt aangeduid met de term 'primitivisme'. De houding waarbij men bij de
'andere' kwaliteiten vindt die men in de eigen maatschappij verloren acht, is het
'exotisme'. Primitivisme en exotisme verhullen de negatieve dan wel positieve
beoordeling van de 'oermens'.
Primitivisme in de etnografie over West-Afrikanen
In de etnografische fragmenten van de reisverhalen zien we vaak een primitivisti-
sche visie, en dit in beschrijvingen van verschillende aspecten van de West-
Afrikaanse cultuur. De beschrijvingen van de religie van de West-Afrikanen zijn
bijvoorbeeld een uiting van primitivisme en kaderen in de toenmalige discussies
over het ontstaan van godsdienst. De 'oermens' uit de theorieën over godsdienst
fungeerde als model voor de beschrijving van de zwarte. David Hume (1711-