LORRENDRAAIERS 17 dersschap van de W1C ook een zekere politieke macht. Het zal geen verbazing wekken dat de hoofdparticipanten van de Zeeuwse WIC-kamer geregeld opriepen tot opheffing of versoepeling van het WIC-octrooi. Met name in vredestijd, wan neer de rederij van kaapvaart naar koopvaart overschakelde, laaiden de discussies in alle hevigheid op. In 1701 diende het college van hoofdparticipanten van de kamer Zeeland bijvoorbeeld een verzoek in om aan particuliere schepen het recht te verlenen om op de West-Afrikaanse kust, tegen betaling van recognitie, handel te drijven. Volgens de hoofdparticipanten was dit ten gunste van de Compagnie, want daardoor zou er jaarlijks veel geld in de compagnieskas vloeien en hoefden zij bovendien geen kostbare kruisers uit te reden. Daarnaast zou het de Nederlandse concurrentiepositie ten opzichte van de Engelsen, en andere buitenlandse mogend heden die op de West-Afrikaanse kust handeldreven, aanzienlijk versterken. Koopman-regent Onder de Zeeuwse reders van smokkelschepen bestond een uitgebreid netwerk van zowel kooplieden, die tot de maatschappelijke middenlaag gerekend konden wor den, als magistraten. Leden van de laatste categorie behoorden veelal tot vooraan staande regentenfamilies die niet alleen politiek, maar ook economisch van gewicht waren. Zij hadden zitting in een van de Zeeuwse stadsregeringen of in het geweste lijk bestuur. Ondanks het feit dat regenten in de Republiek, gedurende de tweede helft van de zeventiende eeuw, steeds meer een aparte stand of oligarchie vormden, is de scheiding tussen Zeeuwse regenten en kooplieden in het laatste kwart van de zeventiende eeuw nog niet scherp te trekken. Veel kooplieden behartigden name lijk hun belangen door zelf als regent in stedelijke of gewestelijke bestuursorganen plaats te nemen. Wel sloten Zeeuwse regenten in die periode steeds vaker contrac ten van correspondentie', of verbintenissen van harmonie en goede verstandhou ding, waarin de opvolging in de regeringscolleges werd geregeld door bijvoorbeeld zonen of andere familieleden te begunstigen. Volgens sommige historici is Zeeland zelfs de bakermat van deze ambtsverdeling. Doorgaans werden deze overeenkom sten tussen regenten binnen eenzelfde stad gesloten, maar soms weken zij daar vanaf. Doel was de bevordering van het algemeen belang, maar bovenal elkanders wettige particuliere interesten en belangens voor te staan en te avanceren'. '6 Een goed voorbeeld van zo'n koopman-regent, die in de zeventiende volop betrok ken was bij de illegale goederen- en slavenhandel op West-Afrika, was Nicolaas van Hoorn. Van Hoorn begon zijn smokkelactiviteiten al kort na de heroprichting van de WIC. In 1677 zond hij het fregat de Ru ij ter, onder voorwendsel van kaapvaart tegen de Fransen, naar West-Afrika. Naast smokkelhandel maakte de bemanning zich tijdens deze reis schuldig aan piraterij door een Portugese koopvaarder van goud en handelswaar te beroven. Het smokkelschip handelde een groot aantal sla ven in, alsmede 'een goede partije gout ende oliphants tanden' die later in Cadiz te gelde werden gemaakt.'17 Twee jaar later reedde Van Hoorn opnieuw een smok kelschip uit, ditmaal voor de transatlantische slavenhandel. Ook in de daaropvol gende jaren zien we hem bij deze handel herhaaldelijk opduiken. Voor deze malafide handelsactiviteiten maakte Van Hoorn gebruik van een in Cadiz gevestigde handelsonderneming die hij samen met de Spaanse koopman Diego Maget dreef. Van daaruit opereerde hij om de slaven in de haven van Cadiz te verhandelen. Dit handelsnetwerk had hij in de jaren zeventig kunnen opbou-

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 2005 | | pagina 19