IS
LORRENDRAAIERS
wen, nadat de admiraliteit van Zeeland hem in juli 1672 het toezicht op alle prijs-
zaken van commissievaarders op de kust van Biskaje en La Coruna had toegewe
zen.'* Zijn betrokkenheid bij de smokkelhandel stond een politieke carrière overi
gens niet in de weg. Gedurende zijn leven was hij maar liefst 63 jaar lid van het
Vlissingse stadsbestuur en in die periode bekleedde hij veertien maal het ambt van
burgemeester. In 1709 was hij bovendien gedeputeerde van Zeeland in de Staten-
Generaal. Daarnaast bezat hij, samen met zijn familie, een aanzienlijk aandelen
pakket van de WIC. '9
Zoals reeds vermeld, investeerden veel Zeeuwse kooplieden met belangen in de
illegale goederen- en slavenhandel een deel van hun vermogen in de reguliere han
del of nijverheid. Een belangrijke en winstgevende investering was de buskruitfa-
bricage die zich voornamelijk buiten de stadswallen van Middelburg en Vlissingen
afspeelde. Aan het begin van de achttiende eeuw telde Walcheren tenminste zes
kruitmolens. Twee daarvan behoorden aan de Vlissingse koopman en regent
Jacobus de Witte die in de zeventiende eeuw een aanzienlijk aandeel had in de
Zeeuwse smokkelhandel. Andere bekende kooplieden die zich aan het eind van de
zeventiende eeuw met de fabricage of handel van buskruit bezighielden en tevens
belangen hadden bij de smokkelhandel, waren Witte de Witte, Mels Stevensen,
Francois Christiaense, Hermanus van de Putte, Joris Bartelsen Gastelaar en de eer
dergenoemde Philippus Bonquet, Pieter de la Rue en Leendert van Sonsbeeck.50
Een andere bedrijfstak waar eveneens veel Zeeuwse kooplieden met belangen bij
de Afrikaanse smokkelhandel bij betrokken waren, was de wijnhandel. Op
Walcheren waren aan het einde van de zeventiende eeuw tenminste 34 grote wijn
handelaren, van wie Pieter Boucherij, Philippus Bonquet, de firma Sandra
Buteux, Pieter Macaré, Jan Verborre en Simon Willem du Buisson tot de belang
rijksten behoorden.
Tijdens de Negenjarige Oorlog was de wijnhandel op Frankrijk verboden. De wijn
die Zeeland binnenkwam, was afkomstig van commissievaarders en via de kaap
vaart trachtte Zeeland deze handel te herstellen ten koste van de Hollandse steden.
Zowel de magistraten van Vlissingen en Middelburg als de Zeeuwse admiraliteit
hielden de belanghebbenden bij deze tak van smokkelhandel de hand boven het
hoofd. Illustratief daarvoor was de vrijlating en teruggave van verscheidene opge
brachte schippers en schepen.51 Naast buskruit- en wijnhandel investeerden ver
scheidene kooplieden ook in takken van nijverheid die nauw verbonden waren
met de bouw en het onderhoud van schepen. Zo investeerden de Vlissingse koop
lieden Nicolaas Lambrechtsen en Casparus Romburg in de productie van harpuis
en kregen zij in 1701 toestemming om een 'harpeuis rafinaerderie op te rechten'.52
Een achtergrond als boekhouder en reder van lorrendraaiers behoefde overigens
geen belemmering te zijn voor een belangrijke functie binnen de WIC. Een goed
voorbeeld was Mattheus de Crane die niet alleen wijnkoopman, kaapvaartreder en
Viissings regent was, maar ook belangen had in de smokkelhandel. Hij was boek
houder van tenminste drie lorrendraaiers die aan het eind van de zeventiende eeuw
op West-Afrika voeren. In de achttiende eeuw zette hij deze activiteiten onver
minderd voort. In 1722 werd hij tot opperkoopman van Elmina benoemd en
enkele maanden later arriveerde hij op de West-Afrikaanse kust.53 Na het overlij
den van directeur-generaal Abraham Houtman nam hij die functie waar en werd
hij tijdelijk de hoogste gezagdrager van de WIC op de West-Afrikaanse kust. Kort