LORREN DRAAIERS
19
nadat de nieuwe directeur-generaal Pieter Valckenier in Elmina zijn opwachting
had gemaakt, kwamen allerlei onregelmatigheden boven water. Zo had De Crane
zich, naast overmatig drankmisbruik, schuldig gemaakt aan een groot aantal frau
duleuze handelingen, waarmee een bedrag was gemoeid van circa 22.000 gulden.
Dit tekort kon hij niet verantwoorden, waarop hij in hechtenis werd genomen.
Ondanks diverse pogingen om zijn onschuld aan te tonen, wist hij de bewind
hebbers daarvan niet te overtuigen. Hij bleef in hechtenis en overleed in decem
ber 1725 in de gevangenis van fort St. Jago.5"1
De smokkelschepen en bemanning
De schepen die voor de Afrikaanse handel werden ingezet, waren doorgaans snel
zeilende fregatten. Snelheid was voor smokkelschepen een onontbeerlijke eigen
schap om compagnieschepen, zeerovers of Franse oorlogs- en kaperschepen de loef
af te steken. De gebruikte vaartuigen waren veelal voormalige kapers, of koop
vaarders met commissie. Schepen die waren gebouwd voor snelle zeilacties.
Daarnaast bestond er een duidelijke voorkeur voor middelgrote schepen. Jean
Barbot schreef dat de Zeeuwse interlopers generally make use of ships of small
burden, and good sailors, well fitted and mann'd, the better to make their escape,
or stand upon their defence, if attack'd by the company's ships'.55 Naast snelheid
en wendbaarheid leenden deze fregatten zich bovendien goed voor het Atlantische
vaarwater door hun gevechtswaarde. Fregatten waren namelijk lager gebouwd dan
andere scheepstypen, waardoor zwaardere stukken geschut op het lager gelegen
benedendek konden worden geplaatst. Daarentegen was het laadvermogen
beperkt, wat voor de handel nadelig was.56 De bewapening van lorrendraaiers vari
eerde sterk. Afhankelijk van de grootte van het schip en de beschikbare beman
ningsleden, kon het aantal stukken geschut uiteenlopen van enkele lichte kanons
tot ruim 25 middelzware stukken geschut. In tijden van oorlog voeren de schepen
doorgaans met zwaardere bewapening. Zo telde het eerder genoemde Vlissingse
fregat de Ruijter 26 kanons. De meeste lorrendraaiers hadden een bewapening van
tien tot twintig stukken geschut, samengesteld uit ijzeren kanons van verschillend
kaliber en bassen.
Tot aan het eind van de Negenjarige Oorlog hebben er geen confrontaties plaats
gevonden tussen compagnieschepen en lorrendraaiers. De laatstgenoemde ver
trouwden op hun welbezeildheid en wisten meestal uit handen van de Compagnie
te blijven. Mochten compagnieschepen het geluk aan hun zijde hebben, door een
smokkelschip in het nauw te drijven, dan streken de bemanningsleden van de lor-
rendraaier doorgaans hun vlag. Het was algemeen bekend dat men op een goede
behandeling kon rekenen, veelal met behoud van gage en eigen goederen, als er
geen geweld was gebruikt. Maar door het toenemend aantal lorrendraaiers en de
permanente stationering van compagniekruisers in de Afrikaanse kustwateren, ble
ven gewelddadige confrontaties niet uit. Kort na de Vrede van Rijswijk braken
twee zeegevechten uit tussen Zeeuwse lorrendraaiers en compagnieschepen. In
1698 werd de Groote Apollo na 'een korte, doch dappere tegenstand' door een
compagniekruiser veroverd, waarbij aan beide zijden doden en gewonden vielen.57
Een jaar later vond opnieuw een zwaar gevecht plaats tussen het smokkelschip