20 LORRENDRAAIERS Afb. 3. Fregatten. Kopergravure uitgegeven door N. de Poilly naar Reinier Nooms, circa 1700. Particuliere collectie. Margariet-, gevoerd door schipper Jan Seuijse en de compagniekruiser Gouden Arent. Bij dat treffen raakte het compagnieschip zwaar beschadigd en onbestuur baar. Het had zelfs weinig gescheeld of het schip had haar fokkenmast verloren. Het tegenvuur leek weinig effect te hebben, want de lorrendraaier wist te ontko men. Later vernam men dat de lorrendraaier wel degelijk schade had opgelopen en twee doden en een gewonde te betreuren had. Voor herstelwerkzaamheden zeilde Seuijse naar het eiland Sao Tomé. Daar verklaarde hij trots dat als hij andere pro jectielen tot zijn beschikking had gehad, hij het staande en lopende want van de compagniekruiser kapot geschoten zou hebben en het schip 'seker in sijn handen sou hebben moeten vervallen'.58 Bemanningsleden Ondanks de vele risico's die de vaart op Afrika met zich meebracht, was het voor zeelieden aantrekkelijk om op smokkelschepen te monsteren. Naast gage konden zij extra inkomsten vergaren in de vorm van emolumenten of winst op de verkoop van eigen goederen. Daarnaast deelden sommigen in de winst bij de handel van bepaalde koopmanschappen, die door partenreders of derden waren gekocht en waarvan de betreffende zeeman de helft van de opbrengst mocht behouden.59 Afhankelijk van het doel van de reis, varieerde het aantal bemanningsleden op een smokkelschip. Schepen die voor een retourreis op West-Afrika werden uitgereed telden in de regel minder koppen dan lorrendraaiers die voor de slaven- of drie- hoekshandel waren uitgerust. Goed cijfermateriaal over de personele bezetting van smokkelschepen is maar deels voorhanden. De belangrijkste bron is de eerder genoemde belastingheffing op de

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 2005 | | pagina 22