26
LORRENDRAAIERS
ers ook vraag naar nieuwe producten. Zo berichtte Van Sevenhuijsen in dezelfde
klaagbedes dat de Afrikanen bepaalde vuurwapens en 'klijne lorrendraijers perpe-
tuaantjes' wilden hebben, die hij niet kon leveren/8
Voor de Afrikanen was het dus veel aantrekkelijker om met lorrendraaiers te han
delen dan met de Compagnie en ondanks de zware straffen die de WIC daarop
stelde, bleef deze handel onverminderd doorgaan. Volgens Willem Bosman, die
van 1688 tot 1702 als koopman in dienst van de WIC op de West-Afrikaanse kust
werkzaam was, konden smokkelaars, naast het eerdergenoemde punt van minder
onkosten, hun producten ook om andere redenen goedkoper aanbieden. Reders
van smokkelschepen waren namelijk bereid om hun koopmansgoederen zelf uit te
zoeken en verwierven zodoende producten van de beste kwaliteit en tegen de laag
ste prijs, omdat zij uit eigen belang scherp onderhandelden. Dit was voor het com-
pagniepersoneel, dat voor de inkoop van koopmanschappen verantwoordelijk was,
van ondergeschikt belang. Daarnaast waren er vaak langlopende contracten afge
sloten met leveranciers en die vielen in de regel nadelig uit voor de Compagnie.79
Vanzelfsprekend was deze handel een doorn in het oog van de Compagnie en om
dit te beletten, zette zij slaven op wacht die gedurende de nacht een oogje in het
zeil moesten houden. Dit bood echter weinig soelaas, wanr de wachters werden
met steekpenningen omgekocht. Daarop wendde de leiding in Elmina andere
middelen aan. In 1687 gaf de directeur-generaal aan de gezagvoerders van de com
pagniekruisers de opdracht om de eerste de beste Afrikaan die zij op een opge
brachte lorrendraaier zouden aantreffen, aan de grote ra op te hangen.89
Erg veel indruk hebben deze dreigementen op de Afrikanen niet gemaakt, want in
1702 moest directeur-generaal Willem de la Palma zijn toevlucht nemen tot nieu
we maatregelen om hen van handel met lorrendraaiers te weerhouden. Alle gezag
voerders van de handelsforten kregen de instructie om een aantal goed bemande
en bewapende kano's gereed te houden die bij het verschijnen van een smokkel-
schip direct in actie moesten komen. Zij moesten de vaartuigen van Afrikaanse
handelaren onderscheppen en 'aanstonts haar gekogte goederen sien te
bemachtigen, off onder de voet te schieten81 Ondanks alle pogingen van de WIC
om deze illegale kusthandel in te dammen, hadden deze maatregelen weinig effect
zolang prijsverschillen bleven bestaan en ging de smokkelhandel onverminderd
door.
Naast ruilhandel met de Afrikanen, handelden lorrendraaiers ook vaak met bui
tenlandse handelscompagnieën. Bovendien genoten zij daar volop bescherming
tegen compagnieschepen van de WIC. Om aan deze praktijken een eind te maken,
sloot de WIC in 1679 bijvoorbeeld een verdrag met de Royal African Company
(RAC) ter wederzijdse wering van smokkelaars.82 In de praktijk ging de handel met
Zeeuwse lorrendraaiers echter onverminderd voort. Toen in 1698 de handel op
West-Afrika door het Engelse parlement werd vrijgegeven, en particuliere reders
tegen betaling van recognitie aan de RAC schepen op West-Afrika gingen uitre
den, werd de Engelse handelscompagnie voor haar inkomsten in toenemende
mate afhankelijk van de tussenhandel. Daarom waren lorrendraaiers uit de
Republiek er van harte welkom.83
Daarnaast voer een deel van de Zeeuwse lorrendraaiers onder vreemde vlag of
bezat commissies van buitenlandse mogendheden, die hen toestemming verleen
den om op de Afrikaanse kust handel te drijven.Sh Het opbrengen en confisqueren