LORRENDRAAIERS 29 Toch tasten we niet geheel in het duister, want verschillende zeventiende-eeuwse kranten, zoals de Amsterdamsche Courant, en de Oprechte Haerlemse Courant blij ken waardevolle informatie te bevatten over de Zeeuwse scheepvaart. T orren draaiers die vanuit West-Afrika in de Zeeuwse havens arriveerden werden dikwijls vermeld, soms met gegevens over lading of andere bijzonderheden." Maar ook deze gedrukte bronnen zijn niet uitputtend. Voor de eerste tien jaar van de onderzoeksperiode, moeten we het zonder dit soort berichten stellen. Waarom de kranten pas vanaf 1686 daarover zijn gaan publiceren is onduidelijk. Mogelijk ligt de verklaring in een combinatie van oorzaken die gezocht moet worden in een beperkt aantal uitredingen van smokkelschepen tussen 1675-1685 enerzijds en de openheid waarmee die uitredingen in de daaropvolgende jaren plaatsvonden anderzijds. Bovendien is het niet uit te sluiten dat de informatievergaring tot 1686 bemoeilijkt werd door het gemis van bijvoorbeeld een correspondent. Er zijn verscheidene argumenten die deze veronderstelling onderbouwen. Ten eer ste rustte de WIC in 1687, na een pauze van bijna tien jaar, opnieuw kostbare kruisers uit die op de West-Afrikaanse kust de smokkelhandel moesten bestrijden. Deze maatregel kan alleen verklaard worden door een toename van lorrendraaiers. Ten tweede bevestigen buitenlandse bronnen in die periode een sterke handelsac tiviteit van lorrendraaiers op de Afrikaanse westkust. Zo meldden Engelse schip pers in 1685 dat verscheidene Nederlandse enterlopers op de Goudkust voor anker lagen. 'There is noe place of trade between this and Gape Lahoe but are firnished with Dutch interlopers, here being noe less than three at present'. Een andere schipper berichtte twee jaar later: 'for here I lye (Abbodye) and dayle Dutch inter lopers pases me'."4 In datzelfde jaar berichtte William Cross, de Engelse factor aan Commanij: 'the road being seldon free from Dutch interlopers', soms lagen daar wel drie of vier Nederlandse lorrendraaiers gelijktijdig te handelen.95 Sommigen spraken van een 'lorrendraaijer-compagnie' op Walcheren en in het buitenland meende men rond 1690 zelfs met twee 'geoctroyeerde' compagnieën te maken te hebben.Ten derde beschikken we over exportvergunningen die zich in de Zeeuwse admiraliteitsarchieven bevinden. Voor de uitvoer van bepaalde produc ten, zoals buskruit, vuurwapens en onbewerkt ijzer was namelijk toestemming ver reist van het admiraliteitscollege. Deze militaire goederen waren, zoals we eerder zagen, belangrijke handelsproducten voor de Afrikaanse markt. Naast opgave van product en hoeveelheid moest de boekhouder de bestemming vermelden. Uit vei ligheidsoverwegingen werd het werkelijke doel van de reis niet bekendgemaakt, maar werden de Canarische eilanden of Madeira, eilandengroepen nabij de Afrikaanse kust die net buiten de limieten van het WIC-octrooi vielen, als reisdoel opgegeven. In 1685 en 1686 vroegen zestien Vlissingse kooplieden exportvergun ningen aan voor de genoemde producten of verzochten de admiraliteit om niet verhandelde producten in 'Canarien of West-Indiën' in Zeeland te mogen herin voeren, met vrijstelling van invoerende rechten. Per aanvraag werd gemiddeld 15.000 pond buskruit, 1.550 vuurwapens en vele duizenden ponden aan staafij- zer opgegeven. Soms werden ook 'coralen' of glaskralen, een typisch product voor de Afrikaanse handel, als geretourneerd 'cargasoen' vermeld.97 Het zal geen verba zing wekken dat bekende Vlissingse kooplieden, met belangen bij de illegale goe deren- en slavenhandel op Afrika, hierbij opduiken." Hoewel de Zeeuwse smokkelhandel permanent werd bedreven, was de intensiteit

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 2005 | | pagina 31