LORRENDRAAIERS 31 Naast inzicht over de herkomst, dient zich met dit cijfermateriaal de mogelijkheid aan om het aantal uitredingen van smokkelschepen te vergelijken met die van de Tweede WIC. Uit onderzoek van Henk den Heijer is gebleken dat de Compagnie tijdens het laatste kwart van de zeventiende eeuw 323 schepen heeft uitgerust, waarvan er 178 voor de slavenhandel waren bestemd. De overige, inclusief de krui sers die zowel op de heen- als terugreis goederen meenamen, waren retourschepen. De omvang van de illegale goederen- en slavenhandel gemeten in scheepsbewe- gingen was dus gelijk aan die van de Compagnie.101 De verschillen lagen, zoals we hierna zullen zien, in het doel van de reis. Goederen Over de samenstelling en waarde van retourladingen van lorrendraaiers zijn wei nig gegevens beschikbaar. Soms licht een zeventiende-eeuwse krant een tipje van de sluier op, door in de berichtgeving over het noodlottige einde van een smolc- kelschip, iets over de lading te vermelden. Zo berichtte de Amsterdamsche Courant in december 1694, dat het Zeeuwse smokkelschip Vliegende Arent, met een retour lading uit West-Afrika ter waarde van 200.000 gulden, door Franse kapers te St. Malo was opgebracht. Drie jaar later werd een vergelijkbare melding gemaakt, dit maal over een onbekende gekaapte Zeeuwse lorrendraaier die een goudlading ver voerde van 80.000 gulden.102 Dat er weinig gegevens over scheepsladingen beschikbaar zijn, wordt voornamelijk veroorzaakt door de hiaten in het eerder genoemde archief van de Nederlandse Bezittingen ter Kuste van Guinea. In tegenstelling tot de achttiende eeuw zijn er nauwelijks processtukken van opgebrachte lorrendraaiers bewaard gebleven. Daarom is de samenstelling van de uit Europa geëxporteerde koopmanschappen en de in "West-Afrika verhandelde producten niet precies vast te stellen. Het Nationaal Archief beschikt over slechts twee processtukken van lorrendraaiers die aan het eind van de zeventiende eeuw te Elmina werden opgebracht. Het eerste vaartuig was een Rotterdams smokkelschip dat onder Engelse vlag voor de illega le slavenhandel was uitgereed. Het tweede schip was de Wakende Craneeen Vlissings fregat dat in 1698 door boekhouder Mattheus de Crane naar Afrika was uitgezonden. Voordat het Zeeuwse smokkelschip door de compagniekruiser Gouden Arent werd genomen, had het schip geruime tijd langs de West-Afrikaanse kust gehandeld. Daarbij had schipper Adriaan Elink ruim 111.000 pond grein of mallegueta-peper, 7.250 pond ivoor en 142 mark stofgoud ingehandeld.103 Slechts een deel van de 142 mark stofgoud werd door de Compagnie geconfisqueerd. De rest mochten de opvarenden van de lorrendraaier behouden, omdat zij geen geweld hadden gebruikt bij de overname van hun schip. Dit goud was namelijk met eigen goederen' ingekocht en behoorde tot de voering. De waarde van goe deren en schip werd getaxeerd op 50.343 gulden. Het buitgeld voor de bemanning van de compagniekruiser Gouden Arent en de beloning voor de fiscaal moesten daar nog van worden afgetrokken. Wat resteerde voor de Compagnie was een bedrag van bijna 49.000 gulden.10'1 Hoewel de inbeslagneming van het Zeeuwse smokkelschip zonder noemenswaardige problemen was verlopen, kreeg de afwik keling nog een staartje. De bemanning van de compagniekruiser had bij de ver overing van het smokkelschip niet alleen de scheepskisten van het scheepsvolk opengebroken, maar ook de kajuit geforceerd en daarbij de eerder genoemde 142

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 2005 | | pagina 33