32
LORREN DRAAIERS
mark stofgoud ontvreemd. Volgens Cornells Gijsen van der Stolk, de kapitein van
de kruiser hadden de aanwezige officieren niets tegen de plunderaars kunnen
ondernemen, omdat zij met geweld waren bedreigd. Toen directeur-generaal Jan
van Sevenhuijsen hen bij aankomst in Elmina sommeerde om de geroofde goede
ren aan de Compagnie over te dragen, brak er muiterij uit onder de bemanning
van de compagniekruiser. Aanvankelijk weigerden de opstandelingen om het goud
en andere geroofde goederen aan de Compagnie te overhandigen, maar toen Van
Sevenhuijsen bekendmaakte dat het buitgeld zou worden ingehouden, werd circa
de helft van het ontvreemde goud overhandigd. De rest hielden zij achter en ze
weigerden bovendien de scheepsdienst. Daarop doorzocht de fiscaal, bijgestaan
door de auditeur, het schip, maar zij werden voortdurend in hun werk gehinderd
en bedreigd. Op een gegeven moment werd zelfs een scheepskanon in gereedheid
gebracht en hielden de muiters bijlen in de aanslag om de ankerkabels te kappen,
zodra een van de nabij liggende compagnieschepen aanstalten maakte om hen te
overmeesteren. Ook in de daaropvolgende onderhandelingen tussen de muiters en
een delegatie uit Elmina, bestaande uit de kapiteins Van der Stolk en Hinke, kwam
men niet tot overeenstemming. Uiteindelijk gaf een deel van de bemanning zich
over, waarna de overige muiters, aangevoerd door de opperstuurman, bootsman en
constabel, konden worden overmeesterd."^
Om beter inzicht te krijgen in de samenstelling van retourladingen van lorren-
draaiers moeten we te rade gaan bij de achttiende-eeuwse processtukken. We moe
ten er daarbij wel rekening mee houden dat de scheepsladingen van lorrendraai-
ers, door een veranderd aanbod van Afrikaanse goederen, gewijzigd kan zijn.
Tussen 1700 en 1730 werden tientallen lorrendraaiers uit de Republiek door com
pagnieschepen opgebracht en een groot aantal taxatierapporten is bewaard geble
ven. Daaruit blijkt dat bijna driekwart van de ingehandelde Afrikaanse producten
uit goud bestond. Het ivooraandeel lag ergens tussen de elf en vijftien procent en
het aandeel grein bedroeg zeven procent.1"6 Goudhandel was voor smokkelaars dus
een van de belangrijkste drijfveren voor de vaart op West-Afrika. Volgens Willem
Bosman was de omvang van de illegale goudhandel aan het eind van de zeven
tiende eeuw gelijk aan die van de Compagnie. Jaarlijks werd circa 1500 mark door
lorrendraaiers uit West-Afrika naar de Republiek vervoerd. De totale export van
goud naar Europa werd in die periode geschat op 7.000 mark. Daarmee was het
Nederlandse aandeel in de West-Afrikaanse goudexport ongeveer veertig pro
cent.107 We zagen dat Binder de jaarlijkse goudexport door lorrendraaiers halver
wege de zeventiende eeuw heeft geschat op ruim 500 mark. Gedurende de twee
de helft van de zeventiende eeuw is de illegale export van dit edelmetaal dus ver
drievoudigd.
Na goud was ivoor het belangrijkste exportproduct van de Afrikaanse westkust. Bij
de ivoorhandel werd onderscheid gemaakt tussen slagtanden van volwassen dieren,
doorgaans 'oliphantstanden' of kortweg 'tanden' genoemd, en de slagtanden van
jonge dieren. De laatste werden 'crevellen' genoemd. De grote slagtanden, die
gemiddeld 35,5 pond wogen, genoten in Europa de voorkeur door hun grotere
hardheid en lichtere kleur. Het werd verwerkt in allerlei soorten luxe artikelen,
zoals snuifdozen, waaiers en bestek.
Tussen 1675 en 1731 exporteerde de WIC jaarlijks gemiddeld 51.800 pond ivoor.
Volgens Postma is dit slechts de helft van de totale ivoorimport in de Republiek.