LORRENDRAAIERS 33 De andere helft werd door lorrendraaiers voor hun rekening genomen.I0S Toch moeten we hier een kanttekening bij plaatsen. Gezien de omvang van de illegale goederenhandel aan het eind van de zeventiende eeuw, zal de illegale ivoorexport die van de Compagnie ruimschoots overtroffen hebben. In 1699 werden bijvoor beeld 33 lorrendraaiers in de Republiek uitgereed, waarvan er veertien voor de driehoekshandel waren bestemd. De overige negentien smokkelschepen maakten een retourreis en daarvan is van drie Zeeuwse smokkelschepen de ivoorlading bekend. Samen vervoerden zij alleen al 45.000 pond ivoor.109 Hoewel er geen schattingen gemaakt zijn van de illegale grein- en gomexport, mogen we aannemen dat die aan het eind van de zeventiende eeuw zeer omvang rijk is geweest en die van de Compagnie eveneens overtroffen heeft. Dat geldt in het bijzonder voor de gomhandel, want de import in de Republiek was bijna vol ledig in handen van particuliere reders. Dat de Compagnie in de gomhandel nau welijks een rol heeft gespeeld was een gevolg van het verlies van haar handelspost op het eiland Arguin in 1678. Negen jaar later verwierf de BAC het handelsrecht op Arguin van de plaatselijke machthebber en daarmee was de rol van de WIC, die zichzelf nog steeds als rechtmatige eigenaar van het fort beschouwde en de rechten van de Brandenburgers niet erkende, voorlopig uitgespeeld. Door de afwe zigheid van compagnieschepen en handelsforten hadden lorrendraaiers in het Senegambia-gebied vrij spel. De smokkelhandel op Arguin werd bovendien gesti muleerd omdat de BAC niet bij machte bleek om haar handelsforten te bevoorra den en die werden daardoor in toenemende mate afhankelijk van Zeeuwse lorren draaiers. Volgens een schatting van BAC-personeel, liep de Brandenburgse com pagnie halverwege de jaren negentig van de zeventiende eeuw jaarlijks ettelijke honderdduizenden ponden gom mis door de vaart van Zeeuwse lorrendraaiers.110 Vanaf het begin van de achttiende eeuw zou geen enkel BAC-schip de handels posten langs de Afrikaanse westkust meer aandoen en was de bevoorrading van de garnizoenen geheel in handen van Zeeuwse smokkelaars."1 Tussen 1699-1704 werden ten minste twintig smokkelschepen vanuit de Republiek voor de gomhan del op Arguin en Senegal uitgerust. Daarvan waren er acht uit Holland afkomstig en kwamen de overige uit Zeeland en met name uit Vlissingen, waar jaarlijks één of meerdere schepen voor de gomhandel werden uitgerust.1" Dat per scheepsreis soms grote hoeveelheden gom werden vervoerd, blijkt uit de lading van de twee Zeeuwse lorrendraaiers Het Lam en Jonge Jan. Zij vervoerden in 1701 circa 700.000 pond gom."3 Naast goud, ivoor, grein en gom bevatten de scheepsruimen van lorrendraaiers soms ook andere Afrikaanse producten. In 1694 meldde de eer der genoemde Engelse kapitein Thomas Philips dat hij van een Nederlandse lor- rendraaier een aantal apen en papegaaien had gekocht, die uit Angola afkomstig waren.11'1 Vier jaar later berichtte de Amsterdamsche Courant dat het Zeeuwse smokkelschip Dolphijn met een lading, bestaande uit 16.000 pond ivoor, 2.000 pond was en 26.000 pond Angolees koper, in Middelburg was gearriveerd."3 Slavenhandel Volgens Unger dateert het eerste bericht over particuliere Zeeuwse slavenhandel uit 1637. In dat jaar werd in Veere een schip uitgerust 'om swarten te gaen han delen In de daaropvolgende decennia bleef het Zeeuwse aandeel in de Nederlandse slavenhandel beperkt en waren het voornamelijk Hollandse kooplie-

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 2005 | | pagina 35